ECLI:NL:CRVB:2010:BN7660

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-6655 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering verhoging WAO-uitkering wegens gebrek aan toegenomen arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond had verklaard. Het Uwv had geweigerd de WAO-uitkering van appellante te verhogen, omdat er geen sprake was van toegenomen arbeidsongeschiktheid. Appellante had zich op 24 oktober 2008 gemeld voor toegenomen arbeidsongeschiktheid, maar het Uwv concludeerde na medisch onderzoek dat er geen verslechtering was opgetreden in haar situatie. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om aan de juistheid van het oordeel te twijfelen.

Tijdens de zitting op 24 augustus 2010 was appellante niet aanwezig, maar haar gemachtigde had eerder haar standpunten herhaald. De Raad voor de Rechtspraak, vertegenwoordigd door R.C. Stam, heeft de argumenten van appellante beoordeeld. De Raad concludeerde dat er onvoldoende aanknopingspunten waren voor het oordeel dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was. De bezwaarverzekeringsarts had vastgesteld dat appellante niet meer beperkt was dan eerder was aangenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).

De Raad bevestigde dat het Uwv terecht had afgezien van een arbeidskundige beoordeling, omdat er geen verslechtering in de medische situatie van appellante was vastgesteld. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 17 september 2010.

Uitspraak

09/6655 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante] wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 december 2009, 09/1526 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 17 september 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2010. Appellante en haar gemachtigde zijn, met kennisgeving, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.K. Dekker.
II. OVERWEGINGEN
1. Op 3 maart 2004 is appellante ten gevolge van gewrichts- en rugklachten (opnieuw) uitgevallen voor haar werk als administratief medewerkster. Bij besluit van 6 september 2006 is aan appellante een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15-25%.
2. Bij brief, ingekomen 24 oktober 2008, heeft appellante zich toegenomen arbeidsongeschiktheid gemeld met ingang van 21 oktober 2008. Na een verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft het Uwv bij besluit van 11 december 2008 geweigerd de uitkering van appellante te verhogen, omdat geen sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid. Het door appellante tegen dat besluit gemaakte bezwaar is, na een medisch onderzoek door de bezwaarverzekeringsarts, bij besluit van 5 mei 2009 (hierna: het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
3. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen onzorgvuldig te achten en zag evenmin reden tot twijfel aan de juistheid van het oordeel dat geen sprake is van een toename van de arbeidsongeschiktheid van appellante gedurende een onafgebroken periode van ten minste vier weken.
4. Appellante heeft in hoger beroep haar beroepsgrond herhaald dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest en dat de eerder opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) onvoldoende rekening houdt met haar beperkingen. Verder heeft appellante aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij per 21 oktober 2008 in staat is om de haar geduide functies te vervullen.
5.1. De Raad overweegt als volgt.
5.2. Evenals de rechtbank ziet de Raad in hetgeen appellante heeft aangevoerd onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat het medisch onderzoek niet voldoende zorgvuldig is geweest. Bezwaarverzekeringsarts S.R. Hofman heeft appellante lichamelijk onderzocht en heeft in haar rapport van 23 april 2009 geconcludeerd dat appellante niet meer beperkt is dan in de FML van 21 juni 2005 reeds is aangenomen. De Raad volgt het medisch oordeel dat de vermoeidheidsklachten van appellante en de klachten aan het bewegingsapparaat, zoals deze naar voren komen uit de diverse stukken en het onderzoek door de bezwaarverzekeringsarts, niet veranderd zijn.
5.3. Nu er geen verslechtering is opgetreden in de medische situatie van appellante mocht het Uwv afzien van een arbeidskundige beoordeling.
5.4. Dit leidt tot de conclusie dat het Uwv terecht met toepassing van artikel 39a van de WAO de aanvraag van appellante heeft afgewezen.
6. Het vorenoverwogene leidt ertoe dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 september 2010.
(get.) R.C. Stam.
(get.) A.L. de Gier.
GdJ