ECLI:NL:CRVB:2010:BN7648
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- C.W.J. Schoor
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en geschiktheid van functies na medische beoordeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin haar beroep tegen de intrekking van haar WAO-uitkering ongegrond werd verklaard. Appellante ontving een volledige WAO-uitkering, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde deze uitkering per 3 december 2008. Na bezwaar van appellante werd de beëindigingsdatum aangepast naar 28 mei 2009. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had gehandeld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig bekeken. Appellante had zich in augustus 1997 ziek gemeld vanwege rug- en schouderklachten. De verzekeringsarts concludeerde dat appellante, ondanks haar klachten, in staat was om een zware handtas te tillen en geen significante beperkingen vertoonde in haar fysieke mogelijkheden. De bezwaarverzekeringsarts voegde beperkingen toe aan de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) op basis van aanvullende informatie van de behandelend psycholoog.
In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat haar medische beperkingen niet goed waren ingeschat en dat de functie van wikkelaar te zware eisen stelde. De Raad oordeelde echter dat de door appellante overgelegde medische stukken onvoldoende waren om te twijfelen aan het oordeel van de bezwaarverzekeringsarts. De geschiktheid van de functies werd voldoende toegelicht, en de Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak zonder aanleiding voor een kostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 17 september 2010.