ECLI:NL:CRVB:2010:BN7184

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-6658 WAZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verlaging van de WAZ-uitkering en de geschiktheid van de medische beoordeling

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin de verlaging van haar WAZ-uitkering werd bevestigd. Appellante ontving aanvankelijk een uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80-100%, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) verlaagde deze naar 35-45% na een herbeoordeling. De verzekeringsarts had in maart 2008 een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld, waarin beperkingen voor sociaal functioneren en rugbelastende activiteiten waren opgenomen. Appellante betwistte de juistheid van deze beoordeling en stelde dat haar medische beperkingen waren onderschat.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de gemotiveerde beoordeling van de (bezwaar-)verzekeringsarts. De Raad concludeerde dat de verzekeringsarts aanvankelijk een voorzichtige benadering had gekozen na de operatie in 2004, en dat de vertraging in beeldvormende diagnostiek door de zwangerschap geen invloed had op de uiteindelijke beoordeling. De Raad vond dat de door appellante ingebrachte medische informatie in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten bood die de eerdere beoordeling konden ondermijnen.

Uiteindelijk bevestigde de Raad de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad zag geen aanleiding voor een kostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 14 september 2010.

Uitspraak

09/6658 WAZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 5 november 2009, 09/448 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 14 september 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante stelde mr. M. Tracey van ARAG Rechtsbijstand hoger beroep in en zond op 4 augustus 2010 een nadere verklaring van de behandelend orthopedisch chirurg toe.
Het Uwv voerde verweer en berichtte op 20 augustus 2010 dat de nadere medische inlichtingen geen nieuwe gezichtspunten bevat.
Partijen verschenen niet ter zitting van 24 augustus 2010.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellante ontving een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheids-verzekering zelfstandigen (Waz), berekend naar een arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Met zijn besluit van 8 juli 2008 verlaagde het Uwv deze uitkering. Hij deelde appellante per 24 augustus 2008 in de arbeidsongeschiktheidsklasse 35-45% in. Het bezwaar van appellante verklaarde het Uwv met zijn besluit van 16 december 2008 ongegrond.
2. Het daartegen gerichte beroep verklaarde de rechtbank ongegrond.
3.1. De Raad gaat uit van de volgende, door partijen niet betwiste, feiten.
3.2. Appellante werkte laatstelijk als zelfstandig horecaonderneemster. Dat werk staakte zij in oktober 2002 wegens rug- en maagklachten. In september 2004 is zij aan een rughernia geopereerd. Uit een MRI-onderzoek bleek dat de hernia was verdwenen en de aanwezige discusdegeneraties waren gestabiliseerd/verbeterd. De behandelend orthopeed kan de aanhoudende pijnklachten niet verklaren uit de resterende rugaandoening.
3.3. De verzekeringsarts onderzocht appellante op haar spreekuur van 4 maart 2008. Zij stelde een zogeheten Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) op met beperkingen voor sociaal functioneren en rugbelastende activiteiten. De bezwaarverzekeringsarts voegde aan de FML beperkingen toe voor statistische rugbelasting en de bereikbaarheid van een toilet.
3.4. Aan de hand van die gewijzigde FML handhaafde de bezwaararbeidsdeskundige vier van de als geschikt geselecteerde functies. Het loonverlies bedraagt volgens zijn berekening ongeveer 42%.
4. In hoger beroep herhaalt appellante dat haar medische beperkingen zijn onderschat.
5.1.1. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van het, gemotiveerde, oordeel van de (bezwaar-)verzekeringsarts. De verzekeringsarts koos aanvankelijk een wat voorzichtige(r) benadering toen na de operatie in 2004 appellante opnieuw pijnklachten uitte. Beeldvormende diagnostiek is vanwege de zwangerschap vertraagd. De verzekeringsarts motiveerde overtuigend waarom die verdergaande beperkingen niet (meer) nodig zijn. Bij haar oordeelsvorming in maart 2008 beschikte de verzekeringsarts over de informatie van de appellante behandelende orthopeed, die (ook) uitgaat van aspecifieke (aanhoudende) rugklachten.
5.1.2. De door appellante in hoger beroep ingebrachte medische informatie bevat geen nieuwe gezichtspunten.
5.2. De geschiktheid van de (resterende) functies is voldoende toegelicht.
6. Het hoger beroep slaagt niet. De Raad zal de aangevallen uitspraak bevestigen.
7. De Raad ziet geen aanleiding voor een kostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 september 2010.
(get.) R.C. Stam.
(get.) A.L. de Gier.
EK