ECLI:NL:CRVB:2010:BN7150

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-4682 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van het hoger beroep inzake ouderdomspensioen AOW

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 september 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) had aangevraagd. De appellant, die in Turkije woont, had eerder een aanvraag voor een ouderdomspensioen ingediend, waarbij hij aangaf in Nederland te hebben gewerkt van 1 maart 1966 tot 11 september 1967. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had zijn aanvraag in eerste instantie afgewezen en ook na bezwaar was deze afwijzing gehandhaafd. De rechtbank Amsterdam had het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarna de appellant in hoger beroep ging.

Tijdens de procedure heeft de Svb op 23 maart 2010 een nieuw besluit genomen, waarin het bezwaar van de appellant tegen de eerdere afwijzing alsnog gegrond werd verklaard. De Svb kende de appellant met terugwerkende kracht vanaf september 2005 een ouderdomspensioen toe ter hoogte van 4% van het maximum, evenals een toeslag. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de Svb met dit besluit volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van de appellant. Hierdoor had de appellant geen belang meer bij de beoordeling van zijn hoger beroep.

De Raad heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is bepaald dat de Svb het griffierecht van € 149,- dat de appellant in eerste aanleg en in hoger beroep had betaald, dient te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van de ontvankelijkheid van hoger beroep en de gevolgen van een besluit dat volledig tegemoetkomt aan de bezwaren van de appellant.

Uitspraak

09/4682 AOW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats], Turkije (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 juli 2009, 08/4564 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 15 september 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een besluit van 23 maart 2010 aan de Raad doen toekomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2010. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.J. Oudenes.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant heeft een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) aangevraagd. Hij heeft daarbij aangegeven in 1966 en 1967 in Nederland werkzaam te zijn geweest. Deze aanvraag is afgewezen.
1.2. Bij besluit van 29 augustus 2008 heeft de Svb naar aanleiding van een verzoek van appellant geweigerd om terug te komen van de eerdere weigering van een ouderdomspensioen. Dit besluit is na bezwaar gehandhaafd.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak appellants beroep tegen de onder 1.2 genoemde beslissing op bezwaar ongegrond verklaard. Appellant is tegen deze uitspraak in hoger beroep gekomen.
3.1. Bij besluit van 23 maart 2010 heeft de Svb appellants bezwaar tegen het besluit van 29 augustus 2008 alsnog gegrond verklaard en aan appellant met ingang van september 2005 een ouderdomspensioen ter hoogte van 4% van het maximum en een toeslag toegekend. De Svb heeft daarbij overwogen dat appellant van 1 maart 1966 tot 11 september 1967 in Nederland werkzaam is geweest.
3.2. De Raad stelt vast dat met het besluit van 23 maart 2010 geheel aan appellants bezwaren is tegemoet gekomen, zodat appellant geen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn hoger beroep. De Raad zal dit hoger beroep daarom
niet-ontvankelijk verklaren.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
Bepaalt dat de Svb aan appellant het in eerste aanleg en in hoger beroep betaalde griffierecht van € 149,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van R. Venneman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 september 2010.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) R. Venneman.
NK