ECLI:NL:CRVB:2010:BN7028

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-427 MAW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de functie van coördinator operationele planning bij de Brigade Recherche en Informatie na reorganisatie Koninklijke Marechaussee

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, die werkzaam was als teamleider recherche grensoverschrijdende criminaliteit bij de Koninklijke Marechaussee (KMar). Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, die zijn bezwaar tegen de opheffing van zijn functie als gevolg van een reorganisatie niet heeft gehonoreerd. De reorganisatie binnen de KMar leidde tot de opheffing van de GOC-teams en de herstructurering naar de Brigade Recherche en Informatie (BR&I). Appellant betoogt dat hij onterecht niet op gelijke voet is behandeld als de teamleiders van de Justitiële Dienst (JD), die wel zijn geplaatst in de nieuwe organisatie. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellant niet in dezelfde situatie verkeert als de teamleiders JD, omdat zijn functie daadwerkelijk is opgeheven. De Raad stelt vast dat de commandant niet gehouden was appellant op dezelfde wijze te behandelen, ondanks gebreken in de informatievoorziening over de rechtspositie van de GOC-teams. De Raad concludeert dat de functiebeschrijvingen van appellant en de teamleiders JD weliswaar overeenkomsten vertonen, maar dat dit niet betekent dat de functies inhoudelijk gelijk zijn. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af.

Uitspraak

09/427 MAW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 10 december 2008, 07/8222 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Commandant Koninklijke marechaussee (hierna: commandant)
Datum uitspraak: 26 augustus 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De commandant heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2010. Van de zijde van appellant is, zoals tevoren bericht, niemand verschenen. De commandant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.A.W.C. Naalden, werkzaam bij het ministerie van Defensie.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant was werkzaam als teamleider recherche grensoverschrijdende criminaliteit (GOC) in het [naam district] van de Koninklijke marechaussee (KMar). De GOC-teams waren organisatorisch en administratief opgenomen in een brigade-sctructuur, maar werden functioneel aangestuurd door het hoofd van de Justitiële Dienst (JD) van het district.
1.2. Per 1 november 2006 hebben diverse organisatiewijzigingen plaatsgevonden binnen de KMar. De vijf regionale districten zijn omgevormd tot drie grotere regionale districten. Het nieuwe district Zuid bestaat uit het voormalige district Nb/L en de provincie Zeeland. Binnen district Zuid is de JD gereorganiseerd naar een brigade Recherche en Informatie (BR&I), is het aantal brigades teruggebracht van twaalf naar vier en zijn de COG-teams opgeheven.
1.3. Bij de reorganisatie van de JD naar de brigade BR&I zijn aan de arbeidsplaatsen van teamleiders Recherche KMar bij de JD de code 1 toegekend, omdat die arbeidsplaatsen (vrijwel) onveranderd één op één overgaan naar de nieuwe organisatie.
Dit hield in dat de vier zittende teamleiders recherche KMar allen zijn geplaatst op de functie van teamleider recherche in de nieuwe organisatie. Omdat die functie in de nieuwe organisatie één rang hoger is gewaardeerd, zijn de teamleiders recherche KMar bevorderd van adjudant-onderofficier naar luitenant. Omdat in de nieuwe brigadestructuur geen GOC-teams meer zijn opgenomen, hebben de arbeidsplaatsen die deel uitmaken van de GOC-teams een code 4 meegekregen (inhoudende dat de arbeidsplaats niet meer voorkomt in de nieuwe organisatie en daarmee komt te vervallen).
1.4. Bij besluit van 11 oktober 2006 is appellant de functie van coördinator operationele planning bij de BR&I toegewezen, waaraan de rang van adjudant-onderofficier is toegekend. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Volgens hem heeft ten onrechte geen vergelijking plaatsgevonden tussen zijn oude functie van teamleider GOC en die van teamleider recherche. Indien dit wel was gebeurd, had men kunnen vaststellen dat zijn oude functie ook minder dan 20% afwijkt van de (nieuwe) functie van teamleider recherche, zodat hij ook in ogenschouw had moeten worden genomen bij het vervullen van die functie. Door dit niet te doen is er volgens appellant onrechtmatig, onrecht-vaardig, ongelijk en onzorgvuldig gehandeld.
De commandant heeft appellant hierin niet gevolgd en heeft bij de beslissing op bezwaar van 19 september 2007 het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft dat besluit bij de aangevallen uitspraak in stand gelaten. Naar aanleiding van hetgeen appellant tegen die uitspraak in hoger beroep heeft aangevoerd, overweegt de Raad het volgende.
3.1. De kern van het bezwaar van appellant is, zoals ook door de rechtbank in de aangevallen uitspraak is verwoord, dat hij niet op dezelfde wijze is behandeld als de teamleiders KMar van de JD, die één op één zijn geplaatst in de nieuwe functie van teamleider recherche. Volgens appellant is hem ten onrechte de mogelijkheid onthouden op gelijke voet met de teamleiders van de JD te opteren voor de functie van teamleider recherche van de BR&I van district Zuid.
3.2. De Raad volgt appellant niet in zijn betoog dat hij in dezelfde situatie verkeert als de oude teamleiders JD. Anders dan de functie van teamleider recherche JD is de functie van appellant wel opgeheven als gevolg van een reorganisatie. Weliswaar is door de commandant erkend dat de informatievoorziening aan de GOC-teams over hun rechts-positie bij de reorganisatie niet altijd even zorgvuldig is geweest, maar dit gaat naar het oordeel van de Raad niet zo ver dat de commandant gehouden was appellant, ondanks het feit dat zijn functie was opgeheven, op dezelfde wijze te behandelen als de teamleiders recherche JD.
3.3. De Raad onderschrijft evenmin de stelling van appellant dat zijn oude functie nagenoeg ongewijzigd in de nieuwe organisatie is teruggekeerd. Aan appellant kan worden toegegeven dat de functiebeschrijvingen overeenkomsten vertonen, maar daarmee is nog niet gezegd dat die functies inhoudelijk nagenoeg gelijk zijn. De commandant heeft dit gemotiveerd bestreden en appellant heeft zijn stelling niet nader onderbouwd.
3.4. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.A.A.G. Vermeulen als voorzitter en M.C. Bruning en A.G. Oosthoek als leden, in tegenwoordigheid van B. Bekkers als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2010.
(get.) H.A.A.G. Vermeulen.
(get.) B. Bekkers.
HD