ECLI:NL:CRVB:2010:BN6704
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAJONG-uitkering en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond heeft verklaard. Het Uwv had op 1 augustus 2008 besloten om de WAJONG-uitkering van appellant met ingang van 3 juni 2008 in te trekken. Appellant, vertegenwoordigd door mr. G.H. de Haan, heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn medische beperkingen door de bezwaarverzekeringsarts zijn onderschat en dat hij ten onrechte niet volledig arbeidsongeschikt is verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts en bezwaararbeidsdeskundige beoordeeld. Deze rapportages gaven aan dat appellant beperkingen heeft, maar dat hij met zijn beperkingen in staat is om een aantal voor hem geschikte functies te vervullen. De Raad heeft vastgesteld dat de bezwaarverzekeringsarts appellant heeft onderzocht en dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de bezwaararbeidsdeskundige voldoende heeft toegelicht dat de functie van medewerker tuinbouw geen belastingen met zich meebrengt die de mogelijkheden van appellant overschrijden.
Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat de functie van medewerker tuinbouw voor hem niet geschikt is, maar de Raad heeft geen aanknopingspunten gevonden om de eerdere oordelen van de rechtbank te weerleggen. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep van appellant geen doel treft en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Tevens is het verzoek van appellant om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 27 augustus 2010.