ECLI:NL:CRVB:2010:BN6697

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-5948 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering heropening WAO-uitkering op basis van toegenomen arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 september 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die in Turkije woont. Appellante had eerder een WAO-uitkering ontvangen, die per 1 december 1996 was ingetrokken omdat haar arbeidsongeschiktheid op dat moment minder dan 15% bedroeg. In 2003 verzocht zij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om een herkeuring, maar haar verzoek werd afgewezen omdat er geen toegenomen arbeidsongeschiktheid was vastgesteld. Het Uwv verklaarde het bezwaar van appellante ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad.

De Raad overwoog dat de uitkering van appellante was ingetrokken op basis van artikel 43a van de WAO, dat stelt dat een arbeidsongeschiktheidsuitkering kan worden toegekend als er binnen vijf jaar na intrekking sprake is van arbeidsongeschiktheid die voortkomt uit dezelfde oorzaak. De Raad concludeerde dat er geen relevante toename van de beperkingen van appellante was, ondanks haar klachten van eczeem, spataderen, gehoorverlies en voetklachten. De rapportages van de bezwaarverzekeringsarts W.M. Koek werden als voldoende onderbouwd beschouwd, en de Raad vond geen aanleiding om het oordeel van de (bezwaar)verzekeringsartsen te betwisten.

Uiteindelijk bevestigde de Raad de uitspraak van de rechtbank, die eerder het beroep van appellante gegrond had verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand hield. De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van medische onderbouwing bij aanvragen voor heropening van uitkeringen en de strikte voorwaarden die gelden voor het toekennen van een WAO-uitkering na intrekking.

Uitspraak

08/5948 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellantte] wonende te [woonplaats], Turkije (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 september 2008, 07/5061 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
Datum uitspraak: 3 september 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend met daarbij een rapportage van 24 november 2008 van bezwaarverzekeringsarts W.M. Koek.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting op 23 juli 2010, waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Met ingang van 29 mei 1982 zijn aan appellante uitkeringen ingevolge de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Deze uitkeringen zijn per 1 december 1996 ingetrokken op de grond dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante op die datum minder dan 15% bedroeg.
1.2. Op 28 juli 2003 heeft appellante bij het Uwv een verzoek ingediend om haar op te roepen voor een herkeuring of haar, naar aanleiding van de door haar gestuurde medische rapporten, opnieuw een uitkering toe te kennen. Bij besluit van 1 mei 2007 heeft het Uwv de uitkering van appellante niet heropend omdat haar arbeidsongeschiktheid niet is toegenomen.
1.3. Bij besluit van 29 november 2007 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 1 mei 2007, onder verwijzing naar de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts W.M. Koek van 27 november 2007, ongegrond verklaard. Daaraan lag het standpunt ten grondslag dat de uitkering niet wordt heropend omdat geen sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante gegrond verklaard, het betreden besluit vernietigd, bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven met toekenning van vergoeding van griffierecht. Zij heeft daartoe - kort weergegeven - overwogen dat het bestreden besluit wegens een ondeugdelijke motivering vernietigd dient te worden nu het Uwv ter zitting heeft verklaard dat het bestreden besluit op een onjuiste wettelijke grondslag berust. In het besluit van 1 mei 2007 en in het bestreden besluit heeft het Uwv ten onrechte
artikel 47 van de WAO als wettelijke grondslag vermeld in plaats van artikel 43a van de WAO. Voorts heeft de rechtbank het medisch onderzoek zorgvuldig en volledig geacht en zag zij geen aanleiding aan de juistheid daarvan te twijfelen. De rechtbank achtte uit de medische rapporten voldoende aannemelijk geworden dat geen aanleiding bestond voor toepassing van artikel 43a van de WAO.
3. In hoger beroep heeft appellante haar gronden van bezwaar en beroep herhaald. Deze komen er - kort samengevat - op neer dat haar lichamelijke klachten in de loop van de jaren zijn verergerd. De lichamelijke klachten van appellante hebben betrekking op eczeem aan haar handen, spataderen aan haar benen, gehoorklachten en voetklachten. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft appellante diverse medische stukken overgelegd.
4.1. De Raad overweegt het volgende.
4.2. De Raad is van oordeel dat het Uwv ter zitting bij de rechtbank terecht heeft aangegeven dat het bestreden besluit opgevat dient te worden als een besluit in de zin van artikel 43a van de WAO. Overigens kan toepassing van artikel 47 van de WAO niet tot het door appellante beoogde resultaat leiden.
4.3.1. De WAO-uitkering van appellante is ingetrokken met ingang van 1 december 1996. In artikel 43a van de WAO is bepaald dat toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering steeds plaatsvindt zodra die arbeidsongeschiktheid onafgebroken vier weken heeft geduurd, indien binnen vijf jaar na de datum van intrekking (dus in casu voor 1 december 2001) sprake is van arbeidsongeschiktheid en deze arbeidsongeschiktheid voortkomt uit dezelfde oorzaak als die waaruit de arbeidsongeschiktheid ter zake waarvan de ingetrokken uitkering werd genoten.
4.3.2. Evenals de rechtbank heeft ook de Raad, gelet op het geheel van de omtrent appellante beschikbare gegevens, zoals deze naar voren komen uit de rapporten van verzekeringsarts M. Bakker van 13 december 2006 en bezwaarverzekeringsarts Koek van 27 november 2007, geen aanknopingspunten gevonden om het oordeel van de (bezwaar)verzekeringsartsen voor onjuist te houden dat geen sprake is van een relevante toename van de beperkingen van appellante.
4.3.3. Bezwaarverzekeringsarts Koek heeft in haar rapportage van 27 november 2007 genoegzaam onderbouwd dat er als gevolg van het eczeem en het gehoorverlies geen verdergaande beperkingen aangenomen behoeve te worden. Tevens heeft Koek geconcludeerd dat de beperkingen als gevolg van de spataderen en de voetklachten niet kunnen leiden tot een verhoging van de mate van arbeidsongeschiktheid omdat deze klachten niet binnen vijf jaar na intrekking van de uitkering zijn ontstaan.
4.3.4. In de wederom in hoger beroep door appellante overgelegde medische gegevens ziet de Raad geen aanleiding om tot een andersluidend oordeel te komen, nu deze geen ander licht werpen op de medische situatie van appellante ten tijde in geding.
4.4. De Raad komt tot de slotsom dat het hoger beroep niet slaagt zodat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake de vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en J.P.M. Zeijen en L.J.A. Damen als leden, in tegenwoordigheid van M. Mostert als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 september 2010.
(get.) J.W. Schuttel.
(get.) M. Mostert.
EF