ECLI:NL:CRVB:2010:BN6417

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-497 AOW + 09-1380 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake AOW-aanvraag en bewijsvoering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die stelt dat hij in 2004 een aanvraag voor een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) heeft ingediend. De appellant, woonachtig in Zwitserland, heeft zijn stelling onderbouwd met verklaringen van zijn echtgenote, zwager en schoonzus. De Centrale Raad van Beroep heeft echter vastgesteld dat er in de gedingstukken geen bewijs is dat de appellant daadwerkelijk een aanvraag heeft ingediend in 2004. Hoewel de appellant mogelijk telefonisch contact heeft gehad met de Sociale verzekeringsbank (Svb), is er geen bewijs dat hij een aanvraagformulier heeft ingevuld en ingediend.

De Raad heeft de verklaringen van de familieleden van de appellant niet als voldoende bewijs geacht om zijn stelling te ondersteunen. De Raad concludeert dat, in overeenstemming met de Svb en de rechtbank, de aanvraag om AOW-pensioen pas in 2007 is ingediend. Hierdoor slaagt het hoger beroep niet en wordt de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad ziet geen aanleiding om de proceskosten te veroordelen.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met M.M. van der Kade als voorzitter en H.J. Simon en J.L.P.G. van Thiel als leden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 8 september 2010.

Uitspraak

09/497 AOW
09/1380 AOW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], Zwitserland (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 januari 2009, 08/1573 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 8 september 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A. Tel, thans werkzaam bij DAS Rechtsbijstand in ’s-Hertogenbosch, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2010. Appellant is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Tel. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Zuidersma-Hovers.
II. OVERWEGINGEN
1. Tussen partijen is in hoger beroep uitsluitend in geschil de vraag of appellant in 2004 een eerdere aanvraag om een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) heeft ingediend.
2. Appellant heeft daartoe aangevoerd dat hij in 2004 (telefonisch) contact heeft opgenomen met de Svb en dat hij toen een aanvraag heeft ingediend voor een AOW-pensioen. Ter ondersteuning van zijn betoog heeft appellant verklaringen overgelegd van zijn echtgenote, zwager en schoonzus.
3.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.2. In de gedingstukken is geen enkel bewijs voorhanden dat appellants stelling ondersteunt dat hij al in 2004 een AOW-aanvraag heeft ingediend. Mogelijk heeft appellant destijds telefonisch contact gehad met de Svb, maar niets wijst erop dat hij daadwerkelijk een aanvraagformulier heeft ingevuld en ingediend. In dit verband kan de Raad aan de overgelegde verklaringen niet de betekenis toekennen die hij daaraan gehecht wenst te zien. Met de Svb en de rechtbank komt de Raad dan ook tot het oordeel dat niet eerder dan in 2007 een aanvraag om toekenning van een AOW-pensioen is ingediend.
3.3. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en H.J. Simon en J.L.P.G. van Thiel als leden, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 september 2010.
(get.) M.M. van der Kade
(get.) J.M. Tason Avila
RH