ECLI:NL:CRVB:2010:BN6029
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking hoger beroep door bestuursorgaan
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 september 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant) tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 16 oktober 2008. Appellant had hoger beroep ingesteld, maar trok dit beroep in bij brief van 17 juni 2010. Namens betrokkene, die woonachtig is in [woonplaats], heeft ing. J. Florisson verzocht om appellant te veroordelen in de proceskosten. Appellant heeft geen verweerschrift ingediend en met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.
De Raad overweegt dat op basis van artikel 21a van de Beroepswet, in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten. De Raad heeft vastgesteld dat appellant het hoger beroep heeft ingetrokken en dat er een verzoek is gedaan om veroordeling in de proceskosten. De Raad heeft geoordeeld dat appellant in de kosten van betrokkene moet worden veroordeeld, die zijn begroot op € 322,- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De Raad heeft ook vastgesteld dat de ingediende declaraties betrekking hebben op de normale kosten van beroepsmatige rechtsbijstand en dat deze kosten onder het Bpb vallen. De proceskosten in de procedure in beroep en het in eerste aanleg betaalde griffierecht dienen op grond van de aangevallen uitspraak te worden vergoed. De uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, en is openbaar uitgesproken op 3 september 2010.