ECLI:NL:CRVB:2010:BN6007
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Beuker-Tilstra
- G.L.M.J. Stevens
- A.J. Schaap
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag erkenning als burger-oorlogsslachtoffer op basis van blijvende invaliditeit
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 augustus 2010 uitspraak gedaan in het beroep van appellant, die erkend wilde worden als burger-oorlogsslachtoffer op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). Appellant, geboren in 1940, had in juli 2008 een aanvraag ingediend bij de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, gebaseerd op gezondheidsklachten die hij toeschrijft aan zijn oorlogservaringen in het voormalige Nederlands-Indië. De aanvraag werd afgewezen bij besluit van 23 februari 2009, en dit besluit werd gehandhaafd in het bestreden besluit van 13 augustus 2009. De verweerster oordeelde dat appellant weliswaar was getroffen door oorlogsgeweld, maar dat er geen sprake was van blijvende invaliditeit.
Tijdens de zitting op 15 juli 2010, waar appellant in persoon verscheen, werd de zaak verder besproken. De Raad overwoog dat de psychische klachten van appellant, hoewel aanwezig, niet leidden tot blijvende invaliditeit volgens de criteria van de Wubo. De Raad baseerde zijn oordeel op medische adviezen van geneeskundig adviseurs van de Pensioen- en Uitkeringsraad, die concludeerden dat de psychische klachten slechts geringe tot matige beperkingen veroorzaakten in de dagelijkse activiteiten van appellant. De lichamelijke klachten werden als verouderingsverschijnselen gekwalificeerd en niet gerelateerd aan de oorlogservaringen.
De Raad concludeerde dat het bestreden besluit deugdelijk was voorbereid en gemotiveerd, en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van verweerster. Appellant werd erop gewezen dat hij een nieuwe aanvraag kon indienen als er na het medisch onderzoek een verslechtering van zijn klachten was opgetreden. De Raad verklaarde het beroep van appellant ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor vergoeding van proceskosten.