ECLI:NL:CRVB:2010:BN5961
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- G.J.H. Doornewaard
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Nabetaling WAO-uitkering en betaling van de wettelijke rente in hoger beroep
In deze zaak gaat het om de nabetaling van een WAO-uitkering en de betaling van wettelijke rente. De Centrale Raad van Beroep heeft op 27 augustus 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 15 juni 2009 geoordeeld dat de procedure omtrent de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid en de beroepsprocedure onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. De Raad bevestigt deze overweging en stelt dat de redelijke termijn voor de procedure is gaan lopen op 24 december 2003, de datum waarop het bezwaarschrift van betrokkene is ontvangen. De Raad oordeelt dat de redelijke termijn met drie jaar en één maand is overschreden, wat geheel voor rekening van appellant komt. De Raad wijst het hoger beroep van appellant af en veroordeelt hem in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 322,=.
De uitspraak benadrukt dat een procedure pas eindigt wanneer over het geschil en alle daarmee samenhangende kosten is beslist en deze kosten zijn uitbetaald. Dit is in lijn met de vaste rechtspraak van de Raad. De Raad wijst erop dat de overschrijding van de redelijke termijn niet kan worden toegeschreven aan de betrokkene, aangezien deze pas in de tweede procedure om schadevergoeding heeft verzocht. De Raad concludeert dat de eerdere uitspraak van de rechtbank terecht was en bevestigt deze, waarbij de rechtsgevolgen van het besluit van appellant in stand blijven. Tevens wordt er een griffierecht van € 447,= opgelegd aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.