ECLI:NL:CRVB:2010:BN5811
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- J. Riphagen
- B.M. van Dun
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering op basis van medische en arbeidskundige grondslag
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin de rechtbank het beroep van appellant ongegrond heeft verklaard. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 2 juni 2008, waarbij zijn WAO-uitkering met ingang van 19 mei 2008 werd ingetrokken. De reden voor deze intrekking was dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant minder dan 15% bleek te zijn. De rechtbank oordeelde dat de medische en arbeidskundige grondslag van het besluit van het Uwv voldoende was onderbouwd.
Tijdens de zitting op 21 juli 2010 heeft appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.J.G. Voets, zijn standpunt toegelicht. Appellant betoogde dat zijn medische beperkingen waren onderschat en dat zijn psychische klachten invloed hadden op de behandelingen en de uitkomsten daarvan. Hij verwees naar informatie van zijn huisarts en behandelaars, alsook naar recent medisch onderzoek. Het Uwv was niet verschenen op de zitting.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om het oordeel van de rechtbank te betwijfelen. De Raad was van mening dat het onderzoek door de (bezwaar)verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat de medische gegevens, inclusief recente cardiologische onderzoeken, geen steun boden voor de stelling van appellant dat zijn beperkingen waren onderschat.
De Raad bevestigde de geschiktheid van de functies die aan de schatting ten grondslag lagen en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werden geen termen gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 1 september 2010.