ECLI:NL:CRVB:2010:BN5811

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-2049 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering op basis van medische en arbeidskundige grondslag

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin de rechtbank het beroep van appellant ongegrond heeft verklaard. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 2 juni 2008, waarbij zijn WAO-uitkering met ingang van 19 mei 2008 werd ingetrokken. De reden voor deze intrekking was dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant minder dan 15% bleek te zijn. De rechtbank oordeelde dat de medische en arbeidskundige grondslag van het besluit van het Uwv voldoende was onderbouwd.

Tijdens de zitting op 21 juli 2010 heeft appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.J.G. Voets, zijn standpunt toegelicht. Appellant betoogde dat zijn medische beperkingen waren onderschat en dat zijn psychische klachten invloed hadden op de behandelingen en de uitkomsten daarvan. Hij verwees naar informatie van zijn huisarts en behandelaars, alsook naar recent medisch onderzoek. Het Uwv was niet verschenen op de zitting.

De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om het oordeel van de rechtbank te betwijfelen. De Raad was van mening dat het onderzoek door de (bezwaar)verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat de medische gegevens, inclusief recente cardiologische onderzoeken, geen steun boden voor de stelling van appellant dat zijn beperkingen waren onderschat.

De Raad bevestigde de geschiktheid van de functies die aan de schatting ten grondslag lagen en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werden geen termen gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 1 september 2010.

Uitspraak

09/2049 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 3 maart 2009, 08/2802 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 1 september 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.J.G. Voets, advocaat te Arnhem, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juli 2010, waar namens appellant is verschenen mr. Voets, voornoemd. Het Uwv is met bericht van afwezigheid niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. Het beroep van appellant is gericht tegen het besluit van 2 juni 2008 (hierna: bestreden besluit), waarbij het Uwv heeft gehandhaafd zijn ter uitvoering van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) genomen besluit van 18 maart 2008. Daarbij is bepaald dat de WAO-uitkering met ingang van 19 mei 2008 wordt ingetrokken omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% bedraagt.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard. De rechtbank kan zich blijkens de overwegingen van de aangevallen uitspraak verenigen met de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit.
3. In hoger beroep zijn de in beroep naar voren gebrachte gronden herhaald. Appellant blijft - kort samengevat - van mening dat zijn medische beperkingen zijn onderschat en dat zijn psychische klachten invloed hebben op de gevolgde behandelingen en de uitkomsten hiervan. Ter ondersteuning is verwezen naar de informatie van de huisarts en de behandelaars van appellant en naar recent uitgevoerd medisch onderzoek. Ten slotte heeft appellant aangevoerd dat de geduide functies niet passend zijn voor hem.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1. De Raad ziet in hetgeen appellant naar voren heeft gebracht geen aanleiding het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de medische grondslag van het bestreden besluit voor onjuist te houden. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat het onderzoek van de (bezwaar)verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig was en dat informatie van de behandelende sector is meegewogen. De Raad heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van de bij appellant vastgestelde beperkingen. In dit verband stelt de Raad vast dat de beschikbare medische gegevens, inclusief de uitkomst van het recente cardiologisch onderzoek, geen aanknopingspunten opleveren voor het standpunt van appellant, dat zijn medische beperkingen zijn onderschat en dat het Uwv aan de uitkomst van de (gevolgde) behandelingen is voorbijgegaan of de uitkomsten van verdere behandelingen zou moeten afwachten.
4.2. Voor wat betreft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit overweegt de Raad dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies terecht als geschikt voor appellant zijn aangemerkt.
4.3. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter, en J. Riphagen en B.M. van Dun als leden, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 september 2010.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) A.L. de Gier.
EV