ECLI:NL:CRVB:2010:BN5533
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- H.J. Simon
- J.L.P.G. van Thiel
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van WAO-uitkering na overlijden betrokkene
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 augustus 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de erven van betrokkene, die was overleden op 20 februari 2010. De zaak betreft de afwijzing van een verzoek om herziening van de WAO-uitkering van betrokkene, die eerder was ingetrokken. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had de aanvraag afgewezen op basis van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, en het Uwv had zijn eerdere besluiten gehandhaafd.
De Raad heeft in zijn overwegingen de argumenten van de erven van betrokkene en het Uwv tegen elkaar afgewogen. De Raad concludeerde dat het Uwv bevoegd was om de aanvraag af te wijzen en dat de motivering van de beslissing voldoende was, aangezien deze verwees naar een eerder besluit dat in rechte onaantastbaar was geworden. De Raad heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor de procedure niet was overschreden, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en wijst het hoger beroep van de erven af. De Raad heeft geen immateriële schadevergoeding toegekend, omdat de termijn van vier jaar voor de totale procedure niet was overschreden. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.