ECLI:NL:CRVB:2010:BN5498

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-6365 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering na zorgvuldige beoordeling van beperkingen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 augustus 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank ’s-Gravenhage. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem in aanmerking te brengen voor een WIA-uitkering. Het Uwv had op 8 september 2008 besloten dat appellants mate van arbeidsongeschiktheid per 6 augustus 2008 minder dan 35% was, en dit besluit was later door de rechtbank bevestigd.

Appellant voerde in hoger beroep aan dat zijn inkomen onder het sociaal minimum ligt en dat er geen rekening is gehouden met zijn leeftijd en de recessie. Hij stelde dat zijn fysieke beperkingen zijn toegenomen en dat de verzekeringsartsen, die in dienst zijn van het Uwv, niet objectief zouden zijn. De Raad overwoog echter dat het onderzoek naar de beperkingen van appellant op een zorgvuldige en juiste manier was verricht. Er waren geen nieuwe relevante medische gegevens gepresenteerd die de eerdere conclusies van de verzekeringsartsen konden ondermijnen.

De Raad bevestigde de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat de belasting van de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, de belastbaarheid van appellant niet overschreed. Factoren zoals leeftijd en recessie zijn niet relevant in de WIA-beoordeling en moeten buiten beschouwing worden gelaten. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet kon slagen en bevestigde de aangevallen uitspraak zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

09/6365 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 14 oktober 2009, 09/749 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 27 augustus 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld en het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juli 2010. Appellant is niet verschenen. Voor het Uwv is verschenen
C. van Nood.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 8 september 2008 heeft het Uwv geweigerd appellant in aanmerking te brengen voor een WIA-uitkering omdat appellants mate van arbeidsongeschiktheid per 6 augustus 2008 (datum in geding) minder bedraagt dan 35%.
2. Het bezwaar gericht tegen het besluit van 8 september 2008 is bij besluit van 18 december 2008 ongegrond verklaard.
3. De rechtbank ’s-Gravenhage heeft het beroep tegen het besluit van 18 december 2008 ongegrond verklaard.
4. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat zijn inkomen lager is dan het sociaal minimum inkomen en dat er geen rekening is gehouden met zijn leeftijd en de recessie die er nu is. Hij kan niet langer dan 10 minuten staan, zitten of lopen. De arbo-arts heeft gezegd dat de beperkingen de laatste jaren zijn toegenomen. Zowel de verzekeringsarts als de bezwaarverzekeringsarts hebben aangegeven dat er locotomore beperkingen zijn. Zij zijn echter in dienst van het Uwv en zullen hun werkgever niet afvallen. Voorts begrijpt appellant niet waarom [naam bedrijf] als derdepartij betrokken is. Bij schrijven van 2 juli 2010 heeft appellant een verslag van een radiologisch onderzoek, gedateerd op 21 juni 2010, in geding gebracht.
5. Het Uwv heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
6.1. De Raad overweegt als volgt.
6.2. De Raad is - evenals de rechtbank - van oordeel dat het onderzoek naar de beperkingen van appellant op een zorgvuldige en juiste manier is verricht. De Raad verwijst naar de overwegingen van de rechtbank hieromtrent en maakt deze tot de zijne. Appellant heeft niet aangegeven waarom de overwegingen van de rechtbank - naar zijn mening - niet juist zijn. In hoger beroep zijn geen nieuwe gezichtspunten naar voren gebracht of relevante nieuwe medische informatie in geding gebracht waaruit blijkt dat appellant op de datum in geding meer of anders beperkt was dan door de (bezwaar)verzekeringsartsen is aangenomen. Het verslag van het radiologisch onderzoek van 21 juni 2010 werpt geen ander licht op de zaak. Van belang is de medische situatie van appellant op 16 augustus 2008 terwijl het onderzoek betrekking heeft op de situatie bijna twee jaar later. Die gegevens kunnen dan ook niet meegewogen worden.
De Raad ziet voorts geen enkele aanleiding om de onafhankelijkheid en integriteit van de (bezwaar)verzekeringsartsen in twijfel te trekken.
6.3. De Raad is daarnaast van oordeel dat de rechtbank in de aangevallen uitspraak afdoende heeft uiteengezet waarom de arbeidskundige kant van de schatting juist is te achten. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de belasting van de aan de schatting ten grondslag liggende functies de belastbaarheid van appellant niet overschrijdt. Factoren als leeftijd en recessie spelen bij een WIA-beoordeling geen rol en dienen dan ook buiten beschouwing gelaten te worden. De wet biedt geen ruimte om met dergelijke factoren rekening te houden.
6.4. De Raad merkt tot slot op dat het Uwv in het verweerschrift van 4 februari 2010 op juiste wijze heeft uitgelegd waarom [naam bedrijf] als derdepartij betrokken is geweest. De Raad verwijst dan ook naar het verweerschrift.
7. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet kan slagen. De aangevallen uitspraak dient dan ook te worden bevestigd.
8. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2010.
(get.) J. Brand.
(get.) D.E.P.M. Bary.
EV