ECLI:NL:CRVB:2010:BN5498
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na zorgvuldige beoordeling van beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 augustus 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank ’s-Gravenhage. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem in aanmerking te brengen voor een WIA-uitkering. Het Uwv had op 8 september 2008 besloten dat appellants mate van arbeidsongeschiktheid per 6 augustus 2008 minder dan 35% was, en dit besluit was later door de rechtbank bevestigd.
Appellant voerde in hoger beroep aan dat zijn inkomen onder het sociaal minimum ligt en dat er geen rekening is gehouden met zijn leeftijd en de recessie. Hij stelde dat zijn fysieke beperkingen zijn toegenomen en dat de verzekeringsartsen, die in dienst zijn van het Uwv, niet objectief zouden zijn. De Raad overwoog echter dat het onderzoek naar de beperkingen van appellant op een zorgvuldige en juiste manier was verricht. Er waren geen nieuwe relevante medische gegevens gepresenteerd die de eerdere conclusies van de verzekeringsartsen konden ondermijnen.
De Raad bevestigde de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat de belasting van de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, de belastbaarheid van appellant niet overschreed. Factoren zoals leeftijd en recessie zijn niet relevant in de WIA-beoordeling en moeten buiten beschouwing worden gelaten. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet kon slagen en bevestigde de aangevallen uitspraak zonder proceskostenveroordeling.