ECLI:NL:CRVB:2010:BN5143
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag AAW of WAO-uitkering wegens gebrek aan nieuwe feiten of veranderde omstandigheden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 december 2009, waarin de rechtbank oordeelde dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) de aanvraag van appellant voor een AAW- of WAO-uitkering terecht had afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de verklaring van psychiater drs. P.M. Rood, die appellant had overgelegd, geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden bevatte die de afwijzing konden rechtvaardigen. Appellant heeft in hoger beroep verwezen naar zijn eerdere argumenten en voegde een brief van drs. Rood van 11 augustus 1981 toe, waarin hij stelt dat zijn psychische problemen eerder begonnen dan door het Uwv werd aangenomen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de gronden die appellant in beroep en in hoger beroep heeft ingediend, besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad oordeelt dat voor een geslaagd beroep op artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vereist is dat nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden bij de nieuwe aanvraag of in bezwaar worden vermeld. De verklaring van appellant in hoger beroep wordt om die reden buiten beschouwing gelaten.
Uiteindelijk bevestigt de Raad de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van appellant ongegrond. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier, en is openbaar uitgesproken op 27 augustus 2010.