ECLI:NL:CRVB:2010:BN5143

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-311 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag AAW of WAO-uitkering wegens gebrek aan nieuwe feiten of veranderde omstandigheden

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 december 2009, waarin de rechtbank oordeelde dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) de aanvraag van appellant voor een AAW- of WAO-uitkering terecht had afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de verklaring van psychiater drs. P.M. Rood, die appellant had overgelegd, geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden bevatte die de afwijzing konden rechtvaardigen. Appellant heeft in hoger beroep verwezen naar zijn eerdere argumenten en voegde een brief van drs. Rood van 11 augustus 1981 toe, waarin hij stelt dat zijn psychische problemen eerder begonnen dan door het Uwv werd aangenomen.

De Centrale Raad van Beroep heeft de gronden die appellant in beroep en in hoger beroep heeft ingediend, besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad oordeelt dat voor een geslaagd beroep op artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vereist is dat nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden bij de nieuwe aanvraag of in bezwaar worden vermeld. De verklaring van appellant in hoger beroep wordt om die reden buiten beschouwing gelaten.

Uiteindelijk bevestigt de Raad de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van appellant ongegrond. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier, en is openbaar uitgesproken op 27 augustus 2010.

Uitspraak

10/311 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 december 2009, 09/58 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 27 augustus 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.M. Bakx-van den Anker, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juli 2010. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Bakx-van den Anker. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij de aangevallen uitspraak is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat het Uwv bij zijn besluit van 24 november 2008 - beslissend op bezwaar - de herhaalde aanvraag van appellant hem een AAW dan wel WAO-uitkering toe te kennen met toepassing van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft kunnen afwijzen.
1.2. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat de verklaring van de psychiater drs. P.M. Rood van 20 april 2006, die appellant heeft overgelegd bij zijn verzoek dat heeft geleid tot het besluit van 24 november 2008, bedoeld in 1.1, geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden bevat als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb en dat het Uwv derhalve kon volstaan met een vereenvoudigde afdoening van de aanvraag.
2.1. In hoger beroep heeft appellant in de eerste plaats verwezen naar hetgeen hij reeds in beroep bij de rechtbank heeft aangevoerd.
2.2. Voorts wordt alsnog overgelegd een brief van drs. Rood van 11 augustus 1981. Appellant stelt zich op het standpunt dat uit deze brief valt af te leiden dat appellant reeds aanmerkelijk eerder dan door het Uwv aangenomen kampte met ernstige psychische problemen.
3.1. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de gronden die in beroep zijn ingediend en in hoger beroep zijn herhaald afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom die gronden niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank.
3.2. Voor een geslaagd beroep op artikel 4:6 van de Awb na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking is vereist dat nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden bij de nieuwe aanvraag of uiterlijk in bezwaar worden vermeld. Dat betekent dat de verklaring die appellant in hoger beroep nog heeft overgelegd reeds om die reden buiten beschouwing dient te blijven.
3.3. Het hoger beroep van appellant treft mitsdien geen doel. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling acht de Raad geen termen aanwezig.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2010.
(get.) J. Brand.
(get.) D.E.P.M. Bary.
EV