ECLI:NL:CRVB:2010:BN5128
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit Uwv over arbeidsongeschiktheid en terugkomen van eerdere besluiten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had op 31 januari 2008 besloten niet terug te komen van eerdere besluiten van 6 april 2001 en 6 februari 2004, ondanks het verzoek van appellante om herbeoordeling op basis van nieuwe feiten. De rechtbank oordeelde dat appellante geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden had aangedragen die een herbeoordeling rechtvaardigden, zoals vereist onder artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Appellante stelde dat er fouten waren gemaakt bij de medische beoordeling voorafgaand aan het besluit van 6 april 2001, en dat de diagnose van het syndroom van Sjögren, die pas in 2006 was gesteld, niet was meegenomen in de eerdere beoordelingen. De rechtbank en de Centrale Raad van Beroep waren van mening dat de nieuwe diagnose niet als nieuw feit kon worden aangemerkt, omdat bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid niet alleen de diagnose, maar vooral de beperkingen van de appellante van belang zijn.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er waren geen gronden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 27 augustus 2010, waarbij de Centrale Raad van Beroep de eerdere beslissing van de rechtbank handhaafde.