ECLI:NL:CRVB:2010:BN5048
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan en proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant) hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 15 december 2008. De rechtbank had in die uitspraak al een beslissing genomen over de proceskosten. Op 7 juli 2010 heeft appellant echter het hoger beroep ingetrokken. Hierop heeft mr. C. Arslaner, advocaat te ’s-Gravenhage, namens betrokkene verzocht om appellant te veroordelen in de proceskosten. Appellant heeft de gelegenheid gekregen om een verweerschrift in te dienen, maar het onderzoek ter zitting is met toestemming van beide partijen achterwege gelaten.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen artikel 21a van de Beroepswet in acht genomen, dat bepaalt dat bij intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank al eerder had beslist over de proceskosten in de procedure in beroep, en dat thans alleen de kosten in hoger beroep ter beoordeling stonden.
De Raad heeft geoordeeld dat appellant in de kosten van betrokkene moet worden veroordeeld, omdat betrokkene redelijkerwijs kosten heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep. De proceskosten zijn begroot op € 20,90 aan reiskosten en € 644,- voor verleende rechtsbijstand, wat leidt tot een totaalbedrag van € 664,90. De uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, en is openbaar uitgesproken op 25 augustus 2010.