ECLI:NL:CRVB:2010:BN5048

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/7428 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant) hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 15 december 2008. De rechtbank had in die uitspraak al een beslissing genomen over de proceskosten. Op 7 juli 2010 heeft appellant echter het hoger beroep ingetrokken. Hierop heeft mr. C. Arslaner, advocaat te ’s-Gravenhage, namens betrokkene verzocht om appellant te veroordelen in de proceskosten. Appellant heeft de gelegenheid gekregen om een verweerschrift in te dienen, maar het onderzoek ter zitting is met toestemming van beide partijen achterwege gelaten.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen artikel 21a van de Beroepswet in acht genomen, dat bepaalt dat bij intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank al eerder had beslist over de proceskosten in de procedure in beroep, en dat thans alleen de kosten in hoger beroep ter beoordeling stonden.

De Raad heeft geoordeeld dat appellant in de kosten van betrokkene moet worden veroordeeld, omdat betrokkene redelijkerwijs kosten heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep. De proceskosten zijn begroot op € 20,90 aan reiskosten en € 644,- voor verleende rechtsbijstand, wat leidt tot een totaalbedrag van € 664,90. De uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, en is openbaar uitgesproken op 25 augustus 2010.

Uitspraak

08/7428 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 21a van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant)
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 15 december 2008, 07/9473 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[betrokkene], wonende te [woonplaats], (hierna: betrokkene),
en
appellant.
Datum uitspraak: 25 augustus 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Bij brief van 7 juli 2010 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken.
Bij brief van 14 juli 2010 heeft mr. C. Arslaner, advocaat te ’s-Gravenhage, namens betrokkene aan de Raad verzocht appellant te veroordelen in de proceskosten.
Appellant heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Artikel 21a, eerste lid, eerste volzin, van de Beroepswet bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht kan worden veroordeeld in de proceskosten.
Aangezien de rechtbank bij de aangevallen uitspraak reeds ten aanzien van de proceskosten in verband met de procedure in beroep heeft beslist, staan thans slechts de in hoger beroep gemaakte kosten ter beoordeling.
De Raad stelt vast dat appellant het hoger beroep heeft ingetrokken en dat namens betrokkene een verzoek om veroordeling van appellant in de proceskosten van betrokkene is gedaan.
De Raad ziet aanleiding om appellant te veroordelen in de kosten die betrokkene in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 20,90 aan reiskosten en € 644,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Veroordeelt appellant in de kosten van betrokkene tot een bedrag van € 664,90, te betalen aan de griffier van de Raad.
Deze uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2010.
(get.) B.M. van Dun.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
TM