ECLI:NL:CRVB:2010:BN4705

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-6475 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van WAO-uitkering op basis van onvoldoende arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de beëindiging van haar WAO-uitkering door het Uwv werd bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 20 augustus 2010 uitspraak gedaan. Appellante, die eerder een WAO-uitkering ontving vanwege rugklachten en hoofdpijn, was van mening dat haar medische beperkingen door het Uwv werden onderschat. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en het Uwv handhaafde zijn besluit om de uitkering per 30 juli 2007 te beëindigen, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid was afgenomen tot minder dan 15%.

Tijdens de zitting op 9 juli 2010 werd appellante vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. E. Wolter, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. R.M.H. Rokebrand. De Raad heeft de medische informatie die appellante in hoger beroep heeft ingediend, beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze informatie niet leidde tot een ander oordeel. De verzekeringsarts had eerder vastgesteld dat appellante lijdt aan chronische, aspecifieke rugklachten, maar geen ernstige afwijkingen vertoonde. De bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige waren het eens met deze beoordeling en concludeerden dat appellante geschikt was voor bepaalde functies, wat resulteerde in een loonverlies van minder dan 15%.

De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen reden was om de conclusies van de (bezwaar-)verzekeringsarts in twijfel te trekken. De Raad zag ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van griffier M.A. van Amerongen, en werd openbaar uitgesproken op 20 augustus 2010.

Uitspraak

08/6475 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 september 2008, 07/4754 (hierna: de aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 20 augustus 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante stelde mr. E. Wolter, advocaat te Amsterdam, hoger beroep in.
Het Uwv voerde verweer.
Met een brief van 29 juni 2010 zond appellante medische informatie in. Daarop reageerde de bezwaarverzekeringsarts in haar rapport van 30 juni 2010.
De zitting vond plaats op 9 juli 2010. Namens appellante verscheen mr. Wolter. Mr R.M.H. Rokebrand vertegenwoordigde het Uwv.
II. OVERWEGINGEN
1. Het beroep richt zich tegen het besluit van 29 oktober 2007 dat het Uwv ter uitvoering van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) nam. Met dat besluit handhaaft het Uwv ondanks het bezwaar van appellante zijn besluit van 7 juni 2007, waarbij hij de WAO-uitkering van appellante met ingang van 30 juli 2007 beëindigde. De reden voor die beëindiging was dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante tot minder dan 15% was afgenomen.
2. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
3.1. Appellante werkte laatstelijk als medewerkster wasserij gedurende 38 uur per week. In mei 2000 ontving zij een werkloosheidsuitkering toen appellante zich ziek meldde wegens rugklachten en hoofdpijn. In verband hiermee is haar met ingang van 1 mei 2001 een WAO-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55-65%. Vanaf 2004 werkte appellante als schoonmaakster voor 10 uur per week.
3.2. De verzekeringsarts onderzocht appellante op zijn spreekuur van 29 maart 2007, waar klaagster zich presenteerde met fors pijngedrag. De verzekeringsarts zag bij lichamelijk onderzoek geen ernstige afwijkingen en constateerde dat sprake is van chronische, aspecifieke rugklachten. De verzekeringsarts heeft een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld met beperkingen voor rugbelastend werk. De bezwaarverzekeringsarts is het eens met de verzekeringsarts.
3.3. De arbeidsdeskundige selecteerde vijf functies, waarvan de belasting blijft binnen de grenzen van de FML. De bezwaararbeidsdeskundige handhaaft vier van deze functies als voor appellante geschikt en gaf een toelichting op de geschiktheid van die functies. Hij becijferde het loonverlies onveranderd op minder dan 15%.
4. In hoger beroep herhaalt appellante als beroepsgrond dat het Uwv haar medische beperkingen onderschat.
5.1. Met de rechtbank ziet de Raad geen reden om de beoordeling door en de conclusies van de (bezwaar-)verzekeringsarts in twijfel te trekken. De Raad is het eens met de overwegingen in de aangevallen uitspraak.
5.2. De door appellante in hoger beroep overgelegde medische informatie leidt de Raad niet tot een ander oordeel. De appellante behandelende orthopedisch chirurg ziet afgezien van enige bulging lumbaal op de niveaus L4-L5 en L5-S1 geen afwijkingen en duidt de rugklachten (eveneens) als chronisch en aspecifiek. Dat appellante bij herhaling haar huisarts consulteert met pijnklachten, leidt niet tot een ander oordeel.
5.3. De geschiktheid van de functies lichtte de bezwaararbeidsdeskundige voldoende toe.
6. De Raad zal de aangevallen uitspraak bevestigen.
7. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak;
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2010.
(get.) R.C. Stam.
(get.) M.A. van Amerongen.
EV