ECLI:NL:CRVB:2010:BN4520

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1303 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de intrekking van zijn WAO-uitkering werd bevestigd. De appellant, die sinds 1998 arbeidsongeschikt is, had zijn werkzaamheden als schoonmaker gestaakt vanwege psychische klachten. In 1999 werd hij in aanmerking gebracht voor een WAO-uitkering, die later door het Uwv werd ingetrokken. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd. De bezwaarverzekeringsarts, W.M. Koek, heeft de belastbaarheid van de appellant goed onderbouwd en er zijn geen nieuwe gegevens gepresenteerd die de eerdere conclusies zouden kunnen ondermijnen. De Raad bevestigt dat de functies die aan de appellant zijn voorgelegd, passend zijn, ondanks zijn gezondheidsklachten. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat er geen reden was om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek, en de Raad sluit zich hierbij aan. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er worden geen proceskosten aan de zijde van de appellant toegewezen.

Uitspraak

10/1303 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 januari 2010, 08/1274 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 20 augustus 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E. Wolter, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend, waarna appellant nadere stukken heeft ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juli 2010, waar voor appellant is verschenen mr. Wolters. Het Uwv heeft zich, met voorafgaand bericht niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor een overzicht van de voor dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar hetgeen de rechtbank in de aangevallen uitspraak, gelet op de gedingstukken met juistheid, heeft weergegeven. De Raad volstaat hier met de vermelding dat appellant in 1998 zijn werkzaamheden als schoonmaker wegens psychische klachten heeft gestaakt. Per 3 februari 1999 is hij in aanmerking gebracht voor een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
2. Bij op bezwaar genomen besluit van 11 maart 2008 (het bestreden besluit) heeft het Uwv zijn besluit van 15 januari 2008, waarbij de WAO-uitkering met ingang van 12 december 2007 is ingetrokken, gehandhaafd.
3. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat er in het onderhavige geval onvoldoende reden is om te twijfelen aan de zorgvuldigheid of volledigheid van het medisch onderzoek. Daarbij heeft de rechtbank mede van belang geacht dat de verzekeringsarts aan de psychiater dr. M.L. Stek om advies heeft verzocht en dat de verzekeringsarts de conclusie en de door Stek beschreven beperkingen heeft overgenomen. De rechtbank acht het standpunt van de bezwaarverzekeringsarts dat appellant in staat is tot het verrichten van arbeid, zonder urenbeperking, voldoende inzichtelijk en afdoende gemotiveerd.
4. Namens appellant is in hoger beroep aangevoerd dat appellant vanwege zijn gezondheidstoestand, de combinatie van lichamelijke en psychische klachten, niet in staat is arbeid te verrichten. Appellant heeft bijna tien jaar niet deelgenomen aan het reguliere arbeidsproces en kan de geduide functies zeker niet hele dagen volhouden. Verder heeft appellant zijn bezwaar tegen de functie productiemedewerker voedingsmiddelen (SBC-code 111172) herhaald. Er is een beperking aangenomen ten aanzien van persoonlijk risico en appellant voorziet in deze functie problemen bij het werken op een gladde vloer.
5. De Raad overweegt als volgt.
5.1. De Raad is van oordeel dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest en heeft geen reden gevonden om de onderzoeksbevindingen van de (bezwaar)verzekeringsartsen met betrekking tot de klachten en de daaruit voortvloeiende beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) voor onjuist te houden. De Raad is het met de rechtbank eens dat de bezwaarverzekeringsarts W.M. Koek afdoende heeft uiteengezet dat er geen aanleiding is om de belastbaarheid van appellant bij te stellen.
5.2. In het geval als van appellant, waarin vanaf 1998 volledige arbeidsongeschiktheid is aanvaard en een WAO-uitkering is verleend berekend naar de hoogste arbeidsongeschiktheidsklasse, heeft de verzekeringsarts het noodzakelijk geacht appellant door de psychiater Stek te laten onderzoeken. Daarmee heeft het Uwv, gelet op de aanwezige gegevens van medische en feitelijke aard, in het onderhavige geval een juiste invulling gegeven van zijn uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voortvloeiende verplichting tot het doen van een zorgvuldig medisch onderzoek.
5.3. In hoger beroep zijn geen gegevens bekend geworden die aanleiding geven voor de veronderstelling dat het standpunt van de (bezwaar)verzekeringsarts omtrent de belastbaarheid van appellant niet kan worden gevolgd.
5.4. Aldus ervan uitgaande dat de beperkingen van appellant in de FML juist zijn gewaardeerd, heeft de Raad voorts geen aanknopingspunten gevonden om ervan uit te gaan de in aanmerking genomen functies niet passend zijn voor appellant. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat van de zijde van het Uwv voldoende is toegelicht dat de functies geschikt zijn voor appellant.
6. Het vorenstaande betekent dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2010.
(get.) R.C. Stam.
(get.) M.A. van Amerongen.
EV