ECLI:NL:CRVB:2010:BN4216
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens niet tijdig betalen van griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 augustus 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 augustus 2009. Het hoger beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de appellant het verschuldigde griffierecht niet tijdig had betaald. De Raad had eerder op 18 februari 2010 al een uitspraak gedaan waarin het hoger beroep werd afgewezen op basis van het niet betalen van het griffierecht binnen de gestelde termijn van vier weken. De appellant had verzet aangetekend tegen deze uitspraak, maar tijdens de zitting op 30 juni 2010 waren partijen niet verschenen.
De Raad overwoog dat het griffierecht niet was betaald en dat de appellant geen relevante gronden had aangevoerd die het verzet konden onderbouwen. De appellant had wel aangegeven dat hij in de periode van 19 december 2009 tot 14 maart 2010 bij zijn zoon in Duitsland verbleef voor een medisch onderzoek, maar de Raad oordeelde dat dit geen verschoonbare reden was voor de niet-tijdige betaling van het griffierecht. De Raad benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de appellant was om adequate maatregelen te treffen om zijn belangen te behartigen tijdens zijn afwezigheid.
Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond, waarmee de eerdere uitspraak werd bevestigd. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter A.B.J. van der Ham en de leden O.L.H.W.I. Korte en E.E.V. Lenos, in aanwezigheid van griffier R. Scheffer. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 11 augustus 2010.