ECLI:NL:CRVB:2010:BN4216

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-5794 WAO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens niet tijdig betalen van griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 augustus 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 augustus 2009. Het hoger beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de appellant het verschuldigde griffierecht niet tijdig had betaald. De Raad had eerder op 18 februari 2010 al een uitspraak gedaan waarin het hoger beroep werd afgewezen op basis van het niet betalen van het griffierecht binnen de gestelde termijn van vier weken. De appellant had verzet aangetekend tegen deze uitspraak, maar tijdens de zitting op 30 juni 2010 waren partijen niet verschenen.

De Raad overwoog dat het griffierecht niet was betaald en dat de appellant geen relevante gronden had aangevoerd die het verzet konden onderbouwen. De appellant had wel aangegeven dat hij in de periode van 19 december 2009 tot 14 maart 2010 bij zijn zoon in Duitsland verbleef voor een medisch onderzoek, maar de Raad oordeelde dat dit geen verschoonbare reden was voor de niet-tijdige betaling van het griffierecht. De Raad benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de appellant was om adequate maatregelen te treffen om zijn belangen te behartigen tijdens zijn afwezigheid.

Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond, waarmee de eerdere uitspraak werd bevestigd. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter A.B.J. van der Ham en de leden O.L.H.W.I. Korte en E.E.V. Lenos, in aanwezigheid van griffier R. Scheffer. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 11 augustus 2010.

Uitspraak

09/5794 WAO-V
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (Kosovo) (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 augustus 2009, 07/3090 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Datum uitspraak: 11 augustus 2010
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 18 februari 2010, 09/5794, heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van 18 februari 2010 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 30 juni 2010, waar partijen - met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 18 februari 2010 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 7 december 2009 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Vaststaat dat het griffierecht niet is betaald.
In het verzetschrift heeft appellant aangevoerd dat hij in de periode van 19 december 2009 tot 14 maart 2010 bij zijn zoon in Duitsland verbleef in verband met een medisch onderzoek. Voor het overige heeft appellant geen in het kader van het verzet relevante gronden aangevoerd.
Naar het oordeel van de Raad is het niet aannemelijk dat de - aangetekend verzonden - brief van 7 december 2009 appellant niet voor de periode van zijn verblijf in Duitsland heeft bereikt. Echter, mocht dat anders zijn dan acht de Raad hierin echter geen grond gelegen om een mogelijk door die afwezigheid veroorzaakte niet tijdige betaling van het griffierecht verschoonbaar te achten. Bij een langdurige afwezigheid ligt het immers volgens vaste rechtspraak van de Raad op de weg van betrokkene adequate maatregelen te treffen om de eigen belangen te (laten) behartigen.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham als voorzitter en O.L.H.W.I. Korte en E.E.V. Lenos als leden in tegenwoordigheid van R. Scheffer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2010.
(get.) A.B.J. van der Ham.
(get.) R. Scheffer.
III. BESCHEID
Der Centrale Raad van Beroep;
Entscheidet:
Erklärt den Einspruch für unbegründet.
Dies ist das von A.B.J. van der Ham, Jurist, der den Vorsitz führte und prof.
O.L.H.W.I. Korte, Jurist, sowie E.E.V. Lenos, Jurist, als Mitglieder des Gerichts und in Gegenwart von R. Scheffer als Protokollführer am 11 August 2010 öffentlich verkündete Urteil.