ECLI:NL:CRVB:2010:BN3561
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Brand
- T.J. van der Torn
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van medische en arbeidskundige grondslagen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, die op 27 oktober 2009 het beroep van appellant ongegrond verklaarde. Appellant had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 23 januari 2008, waarin zijn WAO-uitkering per 16 oktober 2007 werd ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat het besluit van het Uwv op een juiste medische en arbeidskundige grondslag berustte. Appellant stelde in hoger beroep dat hij meer beperkt was dan aangenomen en dat de functies waarop de schatting van zijn arbeidsongeschiktheid was gebaseerd, niet passend waren.
De Centrale Raad van Beroep heeft de gronden die appellant in beroep en hoger beroep heeft ingediend, afdoende besproken en gemotiveerd waarom deze gronden niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe medische informatie ingebracht ter onderbouwing van zijn standpunt dat zijn duizeligheidsklachten ernstiger zijn dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) is opgenomen. De bezwaararbeidsdeskundige heeft op inzichtelijke wijze uiteengezet dat de door appellant gestelde beperkingen niet leiden tot de conclusie dat de in de functies voorkomende belastingen zijn mogelijkheden overschrijden.
De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant geen doel treft en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier, en is openbaar uitgesproken op 6 augustus 2010.