ECLI:NL:CRVB:2010:BN3504
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Brand
- T.J. van der Torn
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en hoger beroep zonder nieuwe gronden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 augustus 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de intrekking van haar WAO-uitkering per 6 mei 2008 door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D. Gürses, heeft in hoger beroep geen nieuwe gronden ingediend die niet al eerder in de procedure bij de rechtbank Utrecht zijn besproken. De rechtbank had in haar uitspraak van 16 oktober 2009, waarin het beroep van appellante ongegrond werd verklaard, de ingediende gronden uitvoerig behandeld.
De Raad heeft in het hoger beroep geen aanknopingspunten gevonden om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank. De rapportages van de bezwaarverzekeringsarts S. Groeneveld en de bezwaararbeidsdeskundige C.P. van Wijk, die op 27 januari en 3 februari 2010 zijn uitgebracht, zijn door de Raad als voldoende en overtuigend beoordeeld. De Raad heeft geen aanleiding gezien om appellante te laten onderzoeken door een deskundige, omdat er geen twijfel bestond over de juistheid van de medische situatie zoals vastgesteld door het Uwv.
De Centrale Raad van Beroep heeft geconcludeerd dat het hoger beroep faalt en heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak is openbaar gedaan. De zaak benadrukt het belang van het indienen van nieuwe gronden in hoger beroep, aangezien het ontbreken daarvan kan leiden tot bevestiging van eerdere uitspraken.