ECLI:NL:CRVB:2010:BN3258

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-3628 WAZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag re-integratievoorziening voor zelfstandige melkveehouder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een zelfstandig melkveehouder die een aanvraag heeft ingediend voor een re-integratievoorziening op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ). De appellant, die visuele beperkingen ondervindt, had eerder een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen en vroeg om aanpassingen aan zijn automatiseringssysteem, een automatisch voersysteem en een mengkastje voor het mengvoeren. De aanvraag werd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) afgewezen, omdat volgens hen op grond van artikel 67c van de WAZ alleen startende zelfstandigen in aanmerking komen voor dergelijke voorzieningen. De rechtbank Leeuwarden verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Tijdens de zitting op 21 april 2010 was de appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door een jurist. De Raad moest beoordelen of de uitleg van artikel 67c van de WAZ door de rechtbank correct was. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de wetgeving uitsluitend voorzieningen aan startende zelfstandigen toekent. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellant niet als startende zelfstandige kon worden aangemerkt, waardoor zijn aanvraag voor de re-integratievoorziening werd afgewezen. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten en bevestigde de aangevallen uitspraak.

Uitspraak

08/3628 WAZ
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van
[appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant)
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 23 mei 2008, 07/1806 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 14 juli 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W. Frankema, werkzaam bij Accon/AVM juridisch advies BV te Leeuwarden, hoger beroep ingesteld.
Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld op de zitting van 21 april 2010. Appellant is met voorafgaand bericht niet verschenen. Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.H. Beersma, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant is zelfstandig melkveehouder. Hij ondervindt bij zijn werkzaamheden beperkingen in verband met visuele problemen. In verband met deze beperkingen is aan hem per 31 december 1993 een arbeidsongeschiktheidsuitkering toegekend, laatstelijk op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (hierna: WAZ) en berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Voorts is aan hem in 2004 een werkvoorziening op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet op de re-integratie arbeidsgehandicapten (hierna: Wet REA) toegekend in de vorm van vergoeding van de aanpassingskosten van computerapparatuur en programmatuur.
1.2. Op 23 april 2007 heeft appellant op grond van het bepaalde bij en krachtens de WAZ een aanvraag ingediend voor een re-integratievoorziening in de vorm van een aanpassing van het automatiseringssysteem, een automatisch voersysteem en een mengkastje ten behoeve van het mengvoeren.
1.3. Uwv heeft deze aanvraag bij besluit van 26 juni 2007 afgewezen. Het tegen het besluit van 26 juni 2007 ingediende bezwaar heeft Uwv bij besluit van 9 juli 2007 ongegrond verklaard. Uwv heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat op grond van artikel 67c van de WAZ uitsluitend aan startende zelfstandigen voorzieningen kunnen worden verstrekt. Appellant kan niet als startende zelfstandige worden aangemerkt.
2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank moet artikel 67c van de WAZ en het daarop gebaseerde Re-integratiebesluit zo worden begrepen dat dit artikel uitsluitend ziet op het verstrekken van voorzieningen aan startende zelfstandigen. De rechtbank heeft daarbij gewezen op de in artikel 67c van de WAZ gebezigde terminologie (inschakeling in de arbeid) en de memorie van toelichting bij de Wet invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Tweede Kamer, 2004-2005, 30 118, nr. 3, p. 53 en 133).
2.2. Appellant heeft zich gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellant heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de rechtbank aan artikel 67c van de WAZ een te beperkte uitleg heeft gegeven.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1. Artikel 67c van de WAZ luidde ten tijde in geding als volgt:
“Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere en zo nodig afwijkende regels worden gesteld op grond waarvan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op aanvraag van de zelfstandige die een recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, in het kader van de bevordering en ondersteuning bij de inschakeling in de arbeid als zelfstandige aan die verzekerde voorzieningen verstrekken.”
3.2. De Raad ziet zich gesteld voor de vraag of artikel 67c van de WAZ zo moet worden begrepen dat een arbeidsplaatsvoorziening uitsluitend kan worden verstrekt aan startende zelfstandigen.
3.3. Met de rechtbank beantwoordt de Raad deze vraag bevestigend. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en maakt deze tot de zijne. Voorts wijst de Raad naar de heden gedane uitspraak met zaaknummer 07/6137 WAZ betreffende een aan onderhavige casus soortgelijke kwestie.
4. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.M.T. Berkel-Kikkert als voorzitter en J.J.A. Kooijman en H.C.P. Venema als leden, in tegenwoordigheid van J. Waasdorp als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2010.
(get.) G.M.T. Berkel-Kikkert.
(get.) J. Waasdorp.
JvS