[Appellant] wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 18 februari 2009, 08/5479 (hierna: de aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 30 juli 2010
Namens appellant stelde mr. Y. Ozdemir, advocaat te ’s-Gravenhage, hoger beroep in.
Appellant legde een medisch attest over inzake de neurochirurgische ingreep die hij in september 2006 onderging. Daarop reageerde de bezwaarverzekeringsarts met een rapport 8 juni 2006.
De zitting vond plaats op 18 juni 2010. Appellant verscheen met de bijstand van mr. drs. P.R.V.L.M. Kruik. Namens het Uwv verscheen A.W.G. Determan.
1.1. Het inleidende beroep richt zich tegen het besluit van 9 juni 2008 dat het Uwv ter uitvoering van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) nam. Met dat besluit handhaaft het Uwv ondanks het bezwaar van appellant zijn besluit van
4 december 2007, waarbij hij appellant het recht op WIA-uitkering per 4 februari 2008 ontzegde.
2. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
3.1. Appellant werkte laatstelijk als agrarisch medewerker. Op 6 februari 2006 staakte hij dat werk als gevolg van rugklachten. Met partijen gaat de Raad ervan uit dat appellant zijn (overwegend staand uitgevoerde) werk als agrarisch medewerker niet meer kan verrichten.
3.3. De verzekeringsarts onderzocht appellant op zijn spreekuur en beschikte over informatie van de behandelende neuroloog. Hij stelde een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) op met beperkingen voor rugbelastend werk. De bezwaarverzekeringsarts beschikte over aanvullende informatie van de behandelende fysiotherapeut, neurologen, maag/darmarts en de huisarts. De bezwaarverzekeringsarts is het eens met de verzekeringsarts.
3.4. De arbeidsdeskundige selecteerde vier functies en berekende een loonverlies van minder dan 35%. De bezwaararbeidsdeskundige lichtte nader toe waarom de belasting in die functies blijft binnen de grenzen van de FML.
4. In hoger beroep handhaaft appellant als beroepsgronden dat zijn medische beperkingen zijn onderschat en de belasting in de geduide functies de grenzen van de FML overschrijdt.
5.1. Met de rechtbank ziet de Raad geen reden om de beoordeling door en de conclusies van de (bezwaar)verzekeringsarts in twijfel te trekken. Dat appellant in september 2006 een neurochirurgische ingreep in Istanbul onderging, was de (bezwaar)verzekeringsarts bekend en is in zijn beschouwingen kenbaar meegenomen. De informatie daarover vormt geen aanleiding voor een ander oordeel.
5.2. De bezwaararbeidsdeskundige lichtte overtuigend toe dat de belasting in de als geschikt voorgehouden functies de belastbaarheid van appellant (zoals neergelegd in de FML) niet overtreft.
6. De Raad zal de aangevallen uitspraak bevestigen.
7. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De Centrale Raad van Beroep,
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van R.L. Venneman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2010.