ECLI:NL:CRVB:2010:BN3022
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid van functies in het kader van de WAO-uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, die op 12 mei 2009 haar beroep ongegrond verklaarde. Appellante, die zich in november 1997 ziek meldde wegens rugklachten, ontving sinds 10 november 1998 een WAO-uitkering van 80-100%. Het Uwv had op 15 april 2008 besloten om haar WAO-uitkering per 1 februari 2008 te beëindigen, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid was afgenomen tot minder dan 15%. Appellante was het niet eens met dit besluit en stelde hoger beroep in, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.H. Burger.
Tijdens de zitting op 18 juni 2010 werd het verweer van het Uwv, vertegenwoordigd door F. Snatager, besproken. De bezwaarverzekeringsarts had appellante onderzocht en een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld, waarin beperkingen voor rugbelastende activiteiten waren opgenomen. Appellante betwistte dat haar medische beperkingen correct waren ingeschat en stelde dat de functie van parkeercontroleur te belastend voor haar was.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen reden was om de beoordeling van de (bezwaar)verzekeringsarts in twijfel te trekken. De Raad bevestigde de overwegingen van de rechtbank en de geschiktheid van de functies zoals toegelicht door de bezwaararbeidsdeskundige. De Raad besloot de aangevallen uitspraak te bevestigen en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van griffier R.L. Venneman, op 30 juli 2010.