ECLI:NL:CRVB:2010:BN3021

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-4223 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid en WGA-uitkering

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 15 juni 2009, waarin het beroep van appellante ongegrond werd verklaard. Appellante ontving sinds 27 augustus 2007 een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 13 februari 2008 medegedeeld dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante met ingang van 12 februari 2008 op 5% is vastgesteld. Tevens werd aangegeven dat, indien de arbeidsongeschiktheid niet zou wijzigen, appellante met ingang van 27 februari 2009 niet meer in aanmerking zou komen voor een WGA-uitkering.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de medische grondslag van het besluit van het Uwv onderschreven. Appellante heeft in hoger beroep haar eerdere beroepsgronden herhaald, waarbij zij stelde dat haar medische beperkingen zijn onderschat en dat de functies die aan de schatting ten grondslag liggen niet medisch passend zijn. De Centrale Raad van Beroep heeft het oordeel van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat appellante haar stellingen niet heeft onderbouwd met nieuwe medische gegevens. De Raad heeft vastgesteld dat er geen aanleiding is om de aangevallen uitspraak voor onjuist te houden.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en stelt dat er geen termen aanwezig zijn voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan op 30 juli 2010, waarbij R.C. Stam als rechter en R.L. Venneman als griffier aanwezig waren.

Uitspraak

09/4223 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 15 juni 2009, 08/1460 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 30 juli 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft haar gemachtigde, mr. A. Staal, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juni 2010. Appellante is met bericht van verhindering niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.T.B. van der Werf.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Voor een overzicht van de feiten verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat hier met het volgende.
1.2. Appellante ontving sinds 27 augustus 2007 een loongerelateerde WGA-uitkering uit hoofde van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Bij besluit van 13 februari 2008 heeft het Uwv appellante medegedeeld dat haar mate van arbeidsongeschiktheid met ingang van 12 februari 2008 5% bedraagt en dat zij, als haar arbeidsongeschiktheid niet wijzigt, met ingang van 27 februari 2009 niet meer in aanmerking komt voor een WGA-uitkering.
1.3. Bij besluit van 28 juli 2008 (bestreden besluit) heeft het Uwv de bezwaren van appellante ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de medische grondslag van het bestreden besluit onderschreven, waarbij de rechtbank van belang heeft geacht dat niet is gebleken dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet met de vereiste zorgvuldigheid is uitgevoerd, terwijl appellante de door haar gestelde verdergaande beperkingen niet met medische stukken heeft onderbouwd. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat appellante in staat moet worden geacht om de aan de schatting ten grondslag gelegde functies te verrichten.
3. In hoger beroep herhaalt appellante haar eerder naar voren gebrachte beroepsgronden dat haar medische beperkingen zijn onderschat en dat de geduide functies niet medisch passend zijn.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en maakt haar overwegingen tot de zijne. Onder verwijzing naar het verweerschrift, is de Raad van oordeel dat appellante ook in hoger beroep haar stelling dat te weinig medische beperkingen zijn aangenomen, niet heeft onderbouwd met (nieuwe) medische gegevens. Ook hetgeen appellante in hoger beroep naar voren heeft gebracht ten aanzien van de medische geschiktheid van de functies bevat naar het oordeel van de Raad geen nieuwe gezichtspunten. Er bestaat dan ook geen aanleiding de aangevallen uitspraak voor onjuist te houden.
5. De aangevallen uitspraak zal derhalve worden bevestigd.
5.1. De Raad acht geen termen aanwezig voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van R.L. Venneman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2010.
(get.) R.C. Stam.
(get.) R.L. Venneman.
RK