ECLI:NL:CRVB:2010:BN3009

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-4903 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op WIA-uitkering en geschiktheid voor arbeid na medische en arbeidskundige evaluatie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juli 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die in beroep ging tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 21 juli 2009. Appellant, die als operator-loader heeft gewerkt, was op 16 augustus 2006 uitgevallen wegens rugklachten. Na een beoordeling in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft de verzekeringsarts vastgesteld dat appellant beperkingen heeft aan het bewegingsapparaat, waaronder rug-, schouder- en linkerbeenklachten. Op basis van deze klachten is een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld, waaruit bleek dat appellant niet meer geschikt was voor zijn eigen werk, maar nog wel voor andere functies. De arbeidsdeskundige concludeerde dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was en heeft hem per 13 augustus 2008 geen recht op een WIA-uitkering toegekend.

Appellant heeft in bezwaar aangevoerd dat hij meer beperkingen heeft dan door het Uwv zijn aangenomen en heeft aanvullende medische informatie ingediend. De bezwaarverzekeringsarts heeft de FML aangescherpt, maar de bezwaararbeidsdeskundige concludeerde dat de geselecteerde functies nog steeds geschikt waren voor appellant. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat zowel de verzekeringsarts als de bezwaarverzekeringsarts appellant zorgvuldig hebben onderzocht en dat de medische informatie die na het bestreden besluit is ingebracht, niet voldoende was om te concluderen dat de beperkingen in de FML zijn onderschat. De Raad bevestigt dat het Uwv de geschiktheid van appellant voor de aan de schatting ten grondslag gelegde functies voldoende heeft gemotiveerd. De uitspraak van de rechtbank wordt dan ook bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

09/4903 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 21 juli 2009, 08/2031 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 30 juli 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. S.J.W.C. Lipman, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand te ’s-Hertogenbosch, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juni 2010, waar appellant in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. Lipman voornoemd. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door J.G.M. Huijs.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellant, die operator-loader is geweest, is op 16 augustus 2006 uitgevallen wegens rugklachten. Per einde wachttijd heeft een beoordeling plaatsgevonden in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). In dat verband is appellant onderzocht door de verzekeringsarts die heeft vastgesteld dat er bij appellant sprake is van klachten aan het bewegingsapparaat, waaronder met name rug-, schouder- en linkerbeenklachten. Met inachtneming van uit deze klachten voortvloeiende beperkingen heeft hij een zogeheten Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld. Vervolgens is de arbeidsdeskundige tot de conclusie gekomen dat appellant niet meer geschikt is voor zijn eigen werk maar nog wel voor een vijftal andere functies. Op basis van drie van deze heeft zij de mate van arbeidsongeschiktheid berekend op minder dan 35%. Bij besluit van 4 juli 2008 is appellant meegedeeld dat hij per 13 augustus 2008 geen recht heeft op een WIA-uitkering.
2.1. In bezwaar heeft appellant naar voren gebracht dat hij meer beperkingen heeft dan door het Uwv zijn aangenomen. Ter ondersteuning van dit standpunt heeft hij nadere medische informatie ingebracht.
2.2. Nadat in bezwaar de verzekeringsarts nog een aantal rapporten had uitgebracht en de arbeidskundige de geschiktheid van de geselecteerde functies nader had gemotiveerd, is de bezwaarverzekeringsarts tot de conclusie gekomen dat appellant meer beperkingen heeft dan in de FML zijn opgenomen. Hij heeft de FML dan ook aangescherpt. Nadat de bezwaararbeidsdeskundige op grond van de aangepaste FML had vastgesteld dat de voor appellant geselecteerde functie nog steeds geschikt voor hem waren, heeft het Uwv bij besluit van 14 november 2008 het bezwaar ongegrond verklaard.
3.1. In het beroepschrift heeft appellant herhaald dat hij meer beperkingen heeft dan zijn aangenomen en heeft hij erop gewezen dat hij een elastische steunkous draagt om de zwelling in het onderbeen tegen te gaan. Op dit beroepschrift heeft de bezwaarverzekeringsarts gereageerd, waarna appellant nog meer medische informatie heeft ingebracht.
3.2. De rechtbank heeft zich zowel met de medische als de arbeidskundige component van het bestreden besluit kunnen verenigen en heeft het beroep ongegrond verklaard.
4. In hoger beroep heeft appellant informatie ingebracht van de behandelend orthopedisch chirurg, waarop de bezwaarverzekeringsarts eveneens heeft gereageerd.
5.1. De Raad overweegt als volgt.
5.2. Appellant is zowel door de verzekeringsarts als door de bezwaarverzekeringsarts onderzocht, waarbij zij de beschikking hebben gehad over informatie uit de behandelende sector. Daarmee is naar het oordeel van de Raad een zorgvuldig onderzoek ingesteld naar de klachten van appellant. Voorts is de Raad op grond van de gedingstukken niet tot de conclusie kunnen komen dat in de door de bezwaarverzekeringsarts vastgestelde FML de beperkingen van appellant zijn onderschat. Op grond van de medische informatie die appellant na het bestreden besluit heeft ingebracht, is de Raad, mede gezien de reacties die de bezwaarverzekeringsarts daarop heeft gegeven, niet tot de overtuiging kunnen komen dat de beperkingen in deze FML zijn onderschat. Ook anderszins is de Raad niet tot de overtuiging kunnen komen dat appellant, zoals hij heeft gesteld, meer beperkingen heeft ten aanzien van de aspecten staan, zitten of lopen.
5.3. Aangezien de Raad ook van oordeel is dat het Uwv de geschiktheid van appellant voor de aan de schatting ten grondslag gelegde functies in voldoende mate heeft gemotiveerd, komt hij tot een bevestiging van de aangevallen uitspraak.
6. De Raad ziet geen termen aanwezig voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam als voorzitter, in tegenwoordigheid van R.L. Venneman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2010.
(get.) R.C. Stam.
(get.) R.L. Venneman.
RK