ECLI:NL:CRVB:2010:BN2784
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- H.J. de Mooij
- Rechtspraak.nl
Toekenning van kinderbijslag en proceskostenveroordeling in hoger beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) kinderbijslag heeft geweigerd voor de zoon van appellant, [K.]. De Svb had in eerdere besluiten, gedateerd op 13 april en 25 juni 2007, vastgesteld dat [K.] niet als onderwijsvolgend of werkloos kind kon worden aangemerkt, wat leidde tot de weigering van de kinderbijslag. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de Svb verklaarde het bezwaar niet ontvankelijk wegens overschrijding van de bezwaartermijn en wees het bezwaar tegen het tweede besluit ongegrond.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard en voor het overige ongegrond. Tijdens de zitting bij de Centrale Raad van Beroep op 16 juni 2010 heeft de Svb echter aangegeven het bestreden besluit in te trekken en een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij kinderbijslag voor [K.] alsnog zou worden toegekend. Dit kwam voort uit informatie die appellant had verstrekt over de pogingen van [K.] om werk te vinden, die door taalproblemen waren bemoeilijkt.
Appellant heeft vervolgens het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de Svb op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de proceskosten van appellant moet worden veroordeeld, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. De kosten zijn vastgesteld op € 644,-- voor de eerste aanleg en € 322,-- voor het hoger beroep, plus reiskosten van € 10,60. De uitspraak is gedaan op 28 juli 2010.