ECLI:NL:CRVB:2010:BN2779
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- H.J. de Mooij
- Rechtspraak.nl
Korting op ouderdomspensioen ingevolge de AOW door vrijstelling van premiebetaling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 juli 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Sociale verzekeringsbank (Svb) over de korting op zijn ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). Appellant had een ouderdomspensioen aangevraagd, maar kreeg te maken met een korting van 62% omdat hij gedurende 42 jaar niet verzekerd was geweest voor de AOW. Appellant had eerder verzocht om vrijstelling van de verzekeringsplicht voor de volksverzekeringen, maar stelde dat hij niet voldoende was geïnformeerd over de gevolgen van deze vrijstelling voor zijn AOW-pensioen.
De Raad oordeelde dat de Svb appellant voldoende had geïnformeerd over de gevolgen van de vrijstelling. In de begeleidende brief bij de vrijstelling was appellant duidelijk gemaakt dat deze vrijstelling zou kunnen leiden tot een vermindering van zijn recht op uitkeringen. De Raad concludeerde dat appellant had moeten begrijpen dat de vrijstelling van premiebetaling zou resulteren in een korting op zijn AOW-pensioen.
Daarnaast werd het beroep van appellant op artikel 46 van de EG-Verordening 1408/71 verworpen, omdat de Raad oordeelde dat de berekening volgens deze verordening geen gunstiger resultaat zou opleveren dan de nationale AOW-bepalingen. Ook het argument van ongelijke behandeling werd afgewezen, omdat alleen personen die buiten Nederland hebben gewerkt en teruggekeerd zijn, de mogelijkheid tot vrijstelling van premiebetaling hebben gekregen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank Groningen, die het beroep van appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond had verklaard. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.