[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 21 december 2007, 07/1078 (hierna: aangevallen uitspraak),
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen (hierna: College)
Datum uitspraak: 13 juli 2010
Namens appellant heeft mr. L. Bovenkamp, advocaat te Maastricht, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2010. Appellant is, zoals vooraf bericht, niet verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Y.J.P. Pozun, werkzaam bij de gemeente Sittard-Geleen.
1. Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
1.1. Appellant ontvangt sinds geruime tijd bijstand, laatstelijk ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB).
1.2. Op verzoek van het College heeft Reaned een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht bij appellant ter vaststelling van zijn arbeidsmogelijkheden. Volgens het door Reaned uitgebrachte en door het College op 15 februari 2007 ontvangen advies heeft appellant structureel veel functionele beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek, kan geen medische volledige ongeschiktheid worden vastgesteld en heeft appellant geen medische urenbeperking. Wel dient rekening te worden gehouden met lichte tot matige rugbeperkingen en met incidenteel twee tot drie dagen uitval vanwege migraineklachten. Het College heeft vervolgens bij besluit van 15 februari 2007, voor zover van belang, aan appellant meegedeeld dat vanaf dat moment de arbeidsverplichtingen van artikel 9, eerste lid, van de WWB op hem van toepassing zijn en dat hij zich als werkzoekende dient te laten inschrijven bij het CWI voor 38 uur per week.
1.3. Bij besluit van 28 juni 2007 heeft het College de bezwaren van appellant tegen het besluit van 15 februari 2007 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 28 juni 2007 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1. In artikel 9, eerste lid, van de WWB zijn de verplichtingen tot arbeidsinschakeling opgenomen. Ingevolge artikel 9, tweede lid, van de WWB kan het College, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, in individuele gevallen tijdelijk ontheffing verlenen van de verplichtingen als bedoeld in het eerste lid.
4.2. De Raad is van oordeel dat de mededeling tot het volledig van toepassing verklaren van de verplichtingen genoemd in artikel 9, eerste lid, van de WWB moet worden gekwalificeerd als een impliciete weigering om ten aanzien van appellant toepassing te geven aan artikel 9, tweede lid, van de WWB.
4.3. Anders dan appellant is de Raad van oordeel dat niet gebleken is dat het advies van Reaned onzorgvuldig tot stand is gekomen. Hierbij acht de Raad van belang dat uit het advies kan worden opgemaakt dat de schouder- en migraineklachten van appellant in de medische advisering zijn meegenomen en dat deze klachten hebben geleid tot de conclusie dat rekening moet worden gehouden met lichte tot matige rugbeperkingen en met incidenteel twee tot drie dagen uitval vanwege migraine. De stelling van appellant dat er ten onrechte geen informatie is opgevraagd bij medici bij wie hij onder behandeling is kan de Raad niet delen, nu uit het advies kan worden opgemaakt dat ten tijde van het medisch onderzoek appellant zelf heeft verklaard geen therapie te volgen of medicatie voor rugklachten te krijgen.
4.4. De Raad kan appellant voorts niet volgen in zijn stelling dat het besluit op bezwaar op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen, omdat het College de brief van sportfysiotherapeut R. Ummels niet ter beoordeling aan Reaned heeft voorgelegd. In zijn brief heeft de sportfysiotherapeut aangegeven dat appellant al enkele jaren last heeft van zijn onderrug, schouderklachten heeft (veel beperkingen in het algemeen dagelijks leven) en last heeft van migraine met een frequentie van tweemaal per maand. Deze door de sportfysiotherapeut naar voren gebrachte gegevens zijn evenwel gegevens die ten tijde van het advies van Reaned bekend waren en bovendien in het advies van Reaned zijn verwerkt. Onder deze omstandigheden heeft het College de brief van de sportfysiotherapeut niet voor een nadere medische beoordeling aan Reaned behoeven voor te leggen.
4.5. Appellant heeft zijn stelling dat hij vanwege medische beperkingen niet in staat is om gangbare arbeid te verrichten niet met medische stukken of andere objectiveerbare gegevens onderbouwd. Appellant heeft bovendien geen medische of andere gegevens overgelegd die twijfel doen ontstaan over de juistheid van het advies dan wel aan de zorgvuldige totstandkoming daarvan. Dat appellant in een advies van 29 juni 2005 nog volledig arbeidsongeschikt werd geacht voor reguliere werkzaamheden kan niet tot een ander oordeel leiden. Daarbij acht de Raad van belang dat uit het advies van Reaned blijkt dat de arts zich van het advies van 29 juni 2005 heeft vergewist.
4.6. De Raad komt, gelet op hetgeen onder 4.3 tot en met 4.5 is overwogen, tot de slotsom dat het College op goede gronden heeft besloten aan appellant geen tijdelijke ontheffing van de in artikel 9, eerste lid, van de WWB genoemde arbeidsverplichtingen te verlenen.
4.7. Het voorgaande brengt met zich dat de Raad de aangevallen uitspraak zal bevestigen.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman als voorzitter en O.L.H.W.I. Korte en N.M. van Waterschoot als leden in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2010.