ECLI:NL:CRVB:2010:BN2319

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-3575 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering vergoeding voor medicijn Buscopan in het kader van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945

In deze zaak gaat het om de weigering van de vergoeding voor het medicijn Buscopan aan appellante, die als vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv) wordt erkend. Appellante heeft in het verleden diverse declaraties voor Buscopan ingediend, die door de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad zijn vergoed. Echter, in een brief van 15 januari 2009 werd appellante meegedeeld dat verweerster in de toekomst alleen kosten zou vergoeden die verband houden met haar psychische klachten, hartklachten, rugklachten of hypertensie. Op 10 februari 2009 werd de vergoeding voor Buscopan geweigerd, omdat verweerster van mening was dat het medicijn niet in verband stond met de vervolgingsgerelateerde klachten van appellante.

Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze weigering en in beroep aangevoerd dat haar buikklachten wel degelijk vervolgingsgerelateerd zijn. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het beroep van appellante zich niet richt tegen het besluit van 5 juni 2009, waarin haar bezwaar gegrond werd verklaard, maar tegen de begeleidende brief van die datum. De Raad heeft vastgesteld dat deze brief niet meer is dan een voornemen en derhalve geen rechtsgevolg heeft. Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

De Raad heeft verder opgemerkt dat de gemachtigde van verweerster ter zitting heeft toegezegd dat het bezwaarschrift van appellante als een aanvraag zal worden behandeld, waarbij haar stelling dat de klachten waarvoor zij Buscopan gebruikt, vervolgingsgerelateerd zijn, aan een geneeskundig adviseur zal worden voorgelegd. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

09/3575 WUV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 1 juli 2010
I. PROCESVERLOOP
Verweerster heeft onder dagtekening 5 juni 2009, kenmerk BZ 48310, JZ/D85/2009, ten aanzien van appellante een besluit genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv).
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2010. Daar is appellante niet verschenen en heeft verweerster zich laten vertegenwoordigen door mr. T.R.A. Dircke, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante, geboren in 1916, is vervolgde in de zin van de Wuv. Aanvaard is dat de bij appellante aanwezige psychische klachten, rugklachten, hartklachten en hypertensie in verband staan met de door haar ondergane vervolging. Bij besluit van 5 april 1974 heeft de rechtsvoorganger van verweerster aan appellante onder meer een vergoeding toe-gekend van de kosten verbonden aan de door de behandelend geneesheer voorgeschreven medische behandeling en medicijnen met betrekking tot de door de vervolging ontstane invaliditeit, voor zover deze niet op andere wijze worden gedekt.
1.2. Appellante heeft in de jaren 2006, 2007 en 2008 diverse declaraties voor (onder meer) het medicijn Buscopan ingediend, welke declaraties verweerster heeft vergoed. Op 29 december 2008 heeft appellante weer Buscopan gedeclareerd. In een brief van 15 januari 2009 heeft verweerster aan appellante meegedeeld de kosten van de declaratie van 29 december 2008 nog eenmaal te vergoeden. Verder heeft verweerster in die brief meegedeeld dat verweerster tot aan 15 januari 2009 ten onrechte diverse medicijnen heeft vergoed die niet in verband staan met ziekten en gebreken die voortvloeien uit de vervolging. Ten slotte heeft verweerster hierin meegedeeld in het vervolg alleen kosten te vergoeden verbonden aan medicijnen die nodig zijn in verband met appellantes psychische klachten, hartklachten, rugklachten of hypertensie.
1.3. Appellante had inmiddels op 11 januari 2009 nogmaals een declaratie voor Buscopan ingediend. Verweerster heeft daarop bij besluit van 10 februari 2009 de vergoeding van dat medicijn geweigerd, omdat het volgens haar niet in verband staat met vervolgings-gerelateerde klachten, aangezien het een middel is tegen maag-/darmkanaalklachten. Daartegen heeft appellante bezwaar gemaakt. Bij het besluit van 5 juni 2009 heeft verweerster dat bezwaar gegrond verklaard. Daartoe heeft verweerster overwogen dat dit medicijn weliswaar niet in verband staat met de vervolgingsgerelateerde klachten maar wel jarenlang door verweerster vergoed is geweest, waardoor appellante erop heeft kunnen vertrouwen dat het weer zou worden vergoed. In een begeleidende brief van 5 juni 2009 heeft verweerster aan appellante meegedeeld dat de kosten van Buscopan die appellante maakt tot 15 januari 2010 nog voor vergoeding in aanmerking komen.
1.4. Appellante heeft in beroep aangevoerd dat zij het er niet mee eens is dat Buscopan maar tot 15 januari 2010 vergoed wordt. Appellante heeft daartoe gesteld dat haar buikklachten wel vervolgingsgerelateerd zijn. Door haar zwakke zenuwstelsel, die zij heeft overgehouden aan de Holocaust, krijgt zij een heftige reactie op haar darmgestel.
2. De Raad overweegt over dit beroep als volgt.
2.1. Het beroep van appellante richt zich niet tegen het besluit van 5 juni 2009. In dat besluit wordt appellante immers in het gelijk gesteld. Het beroep richt zich tegen de begeleidende brief van 5 juni 2009. Deze brief behelst echter niet meer dan een voornemen. Naar vaste rechtspraak is een dergelijk voornemen niet gericht op enig rechtsgevolg. De Raad is daarom van oordeel dat die brief geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, waartegen beroep open staat. Daarom zal de Raad het beroep tegen die brief niet-ontvankelijk verklaren.
2.2. Overigens wijst de Raad er op dat de gemachtigde van verweerster ter zitting heeft toegezegd dat het bezwaarschrift van appellante zal worden behandeld als een aanvraag. Dat houdt concreet in dat de stelling van appellante dat ook de klachten waarvoor zij Buscopan gebruikt vervolgingsgerelateerd zijn, aan een geneeskundig adviseur zal worden voorgelegd. Daarna zal verweerster hierover een besluit nemen.
3. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en A.J. Schaap als leden, in tegenwoordigheid van I. Mos als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2010.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) I. Mos.
HD