ECLI:NL:CRVB:2010:BN2313

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-7218 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de negatieve waardering van een ambtenaar in hoger beroep

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant, die werkzaam was als casemanager Bijzondere Doelgroepen bij het bureau Werk en Inkomen. De Centrale Raad van Beroep beoordeelt de negatieve waardering die aan appellant is toegekend in een beoordeling over de periode van 27 maart 2007 tot 10 juli 2007. Deze beoordeling volgde op een eerdere, in rechte onaantastbare beoordeling. Appellant heeft in hoger beroep betoogd dat de negatieve waardering niet voldoende is onderbouwd en dat hij onvoldoende begeleiding heeft gekregen tijdens het verbetertraject. Hij stelt ook dat de beoordelingsperiode te kort was, mede gezien zijn psychische klachten.

De Raad heeft het onderzoek ter zitting op 20 mei 2010 gehouden, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem heeft verweer gevoerd. De rechtbank Haarlem had eerder het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij zij de terughoudende toetsingsmaatstaf van de Raad toepaste. De Raad bevestigt deze toetsingsmaatstaf en concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het college aannemelijk heeft gemaakt dat de negatieve waarderingen niet op onvoldoende gronden berusten.

De Raad overweegt dat de beschikbare gegevens over de psychische klachten van appellant niet van dien aard zijn dat deze in de beoordeling hadden moeten worden opgenomen. Ook is er geen aanleiding om een langere beoordelingsperiode te hanteren. De Raad concludeert dat de waarderingen van appellant door zijn leidinggevenden de toetsing door de rechter kunnen doorstaan, ondanks dat de onderbouwing op het gebied van klantgerichtheid te wensen overlaat. Uiteindelijk bevestigt de Raad de aangevallen uitspraak en ziet hij geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

08/7218 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 18 november 2008, 08/5541 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem (hierna: college)
Datum uitspraak: 15 juli 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2010. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. M.H.G. in de Braekt, verbonden aan de Stichting Achmea Rechtsbijstand. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C. Laros, D.S.P. Alferink en A.M. van Muiswinkel, allen werkzaam bij de gemeente Haarlem.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor een uitgebreid overzicht van de hier van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
1.1. Over appellant, die casemanager Bijzondere Doelgroepen was bij het bureau Werk en Inkomen, is een beoordeling opgemaakt (hierna: bestreden beoordeling) over de periode van 27 maart 2007 tot 10 juli 2007. Die periode is gevolgd op een op 27 maart 2007 over het functioneren van appellant vastgestelde, in rechte onaantastbaar geworden beoordeling.
De bestreden beoordeling is na een zogenoemde interne bezwaarprocedure grotendeels ongewijzigd vastgesteld en na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 1 juli 2008 (hierna: bestreden besluit).
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Zij heeft verwezen naar de volgens vaste rechtspraak van de Raad door de rechter in beoordelingszaken aan te leggen terughoudende toetsingsmaatstaf. Verder heeft zij de vraag of het college aannemelijk heeft gemaakt dat de negatieve waarderingen niet op onvoldoende gronden berusten, bevestigend beantwoord.
3. Appellant heeft in hoger beroep betoogd dat de negatieve waardering in de bestreden beoordeling niet dan wel onvoldoende aannemelijk is gemaakt aan de hand van concrete feiten. Er is onvoldoende onderbouwing gegeven dat appellant onvoldoende vorderingen heeft gemaakt tijdens het verbetertraject. Hij is bij dat traject onvoldoende begeleid en er hebben ten onrechte geen functioneringsgesprekken plaatsgevonden. Mede gelet op psychische klachten is de beoordelingsperiode te kort geweest, aldus appellant.
Het college heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4. De Raad overweegt naar aanleiding hiervan als volgt.
4.1. Hij stelt voorop dat de rechtbank de juiste toetsingsmaatstaf heeft aangelegd. Verder merkt hij op dat het blijkens het toepasselijke Beoordelingsreglement 2001 bij de bestreden beoordeling gaat om de zoveel mogelijk op grond van feitelijke gegevens, prestaties, ervaringen en waarnemingen tot stand gekomen mening van de direct leidinggevende(n) over de wijze waarop appellant gedurende het tevoren vastgestelde tijdvak zijn functie heeft vervuld, dan wel voldoet aan de vastgestelde competenties. De grieven betreffende het verbetertraject en het (wellicht) ontbroken hebben van functioneringsgesprekken - waarover geen regels zijn gesteld - kunnen daarom geen doel treffen.
Met betrekking tot de beoordelingsperiode - over de omvang waarvan geen voorschriften zijn gegeven - overweegt de Raad dat die weliswaar kort is, maar dat die niet los gezien kan worden van de omstandigheid dat reeds over een voorafgaande periode een beoordeling was vastgesteld en dat er al langer sprake was van afspraken over het functioneren en dat begeleiding en coaching plaatsvond.
4.2. De over de psychische klachten van appellant beschikbare gegevens zijn naar het oordeel van de Raad niet van dien aard dat deze vermeld hadden moeten worden in de bestreden beoordeling. Ook ziet de Raad niet in dat die gegevens (mede) aanleiding hadden moeten zijn voor het hanteren van een langere beoordelingsperiode. Die gegevens kunnen tot slot als zodanig niet afdoen aan de mening van appellants leidinggevende(n) over de wijze waarop appellant zijn functie heeft vervuld, dan wel voldaan heeft aan de vereiste competenties.
4.3. Over de kwantitatieve prestaties van appellant bevat het dossier concrete gegevens die laten zien dat appellant zelfs niet heeft voldaan aan de voor hem flink verlaagd vastgestelde normen. Over de kwalitatieve prestaties heeft de Raad onder meer kunnen vaststellen dat appellant nogal wat van de door hem voorgestelde beslissingen in door hem behandelde zaken op zijn bureau heeft zien terugkomen, omdat die niet juist waren nu zij niet in overeenstemming waren met het door het college gevoerde, bij appellant bekende, beleid. Met betrekking tot plannen en organiseren, hield appellant er zijn eigen structuur op na door, eigenwijs, te blijven werken met zijn ‘bakjes’. Daaruit kon het college eveneens afleiden dat het appellant ontbrak aan de nodige samenwerking.
4.4. De Raad komt op grond van dit een en ander tot de conclusie dat in het totale beeld van de in beschouwing genomen gezichtspunten de gegeven waarderingen de bovenvermelde toetsing door de rechter kunnen doorstaan. Daaraan kan niet afdoen dat op een enkel aspect, zoals klantgerichtheid, de concrete onderbouwing wat te wensen overlaat.
5. Op grond van het vorenstaande komt de Raad tot de slotsom dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. De Raad ziet tot slot geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.A.A.G. Vermeulen als voorzitter en J.G. Treffers en B.J. van de Griend als leden, in tegenwoordigheid van M. Lammerse als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2010.
(get.) H.A.A.G. Vermeulen.
(get.) M. Lammerse.
HD