ECLI:NL:CRVB:2010:BN2191
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- J. Brand
- N.J.E.G. Cremers
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op uitkering op basis van de WIA
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin werd geoordeeld dat zij geen recht had op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Appellante, die in maart 2005 uitviel voor haar werk als administratief medewerkster, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 22 maart 2007, waarin werd vastgesteld dat er per 6 april 2007 geen recht op een WIA-uitkering was ontstaan. De rechtbank had een neuropsychiater, D.H.J. Boeykens, ingeschakeld om de medische situatie van appellante te onderzoeken. Boeykens concludeerde dat appellante op de relevante datum geen objectieve beperkingen had en in staat was haar werk te verrichten.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de rapportages van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige onzorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat het rapport van GZ-psycholoog dr. M.G.B.G. Blokhorst ten onrechte niet is meegewogen. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat de rechtbank de bevindingen van deskundige Boeykens terecht heeft gevolgd en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die een afwijking van dit uitgangspunt rechtvaardigen. De Raad bevestigt de conclusie van de rechtbank dat appellante op 6 april 2007 in staat was om haar werk te verrichten en dat het hoger beroep niet slaagt.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 16 juli 2010 door een meervoudige kamer, met G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en N.J.E.G. Cremers als leden, in aanwezigheid van griffier A.L. de Gier.