08/7073 VALYS
09/344 VALYS
op de hoger beroepen van:
[Betrokkene], wonende te [woonplaats], (hierna: betrokkene)
Argonaut Advies B.V., gevestigd te Bilthoven, (hierna: Argonaut)
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 21 november 2008, 08-1422 (hierna: aangevallen uitspraak)
Datum uitspraak: 23 juni 2010.
Partijen hebben hoger beroep ingesteld en Argonaut heeft een verweerschrift ingezonden.
Partijen hebben nadere stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2010. Voor betrokkene is verschenen mr. dr. M.F. Vermaat, advocaat te Amsterdam. Argonaut heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L. Stové, werkzaam bij USG Juristen B.V. te Utrecht, en drs. E.C.M. Molijn, werkzaam bij Argonaut.
1.1. Voor een uitgebreide weergave van de van belang zijnde feiten verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met de vermelding dat Argonaut bij besluit van 10 oktober 2007, gehandhaafd bij besluit van 18 januari 2008, de aanvraag van betrokkene om toekenning van een zogenoemd hoog persoonlijk kilometerbudget (hierna: hoog pkb) heeft afgewezen.
1.2. Voor een weergave van de juridische grondslag van het vervoersysteem Valys verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 31 maart 2006 (LJN AV8198). Hij voegt daaraan toe dat Argonaut op 1 oktober 2007 het Protocol inzake de afhandeling van indicatie aanvragen hoog persoonlijk kilometerbudget Bovenregionaal Vervoer Gehandicapten (hierna: Protocol 2007) heeft vastgesteld.
1.3. Het besluit van 18 januari 2008 berust op het standpunt dat betrokkene niet voldoet aan de blijkens het beleid geldende voorwaarden voor toekenning van een hoog pkb, in het bijzonder niet aan de voorwaarde dat de betrokken gehandicapte door persoonsgebonden, medische beperkingen van chronische aard, vanuit strikt medische optiek bezien, niet in staat is om - ondanks assistentie, hulpmiddelen en/of begeleiding - met de trein te reizen. Er is geen sprake van een uitzonderlijke situatie die afwijking van de beoordelingscriteria rechtvaardigt. Argonaut stelt zich, uitgaande van de bevindingen bij onderzoek door zijn ergonomisch adviseur R. de Vroege en de verzekeringsarts J. Biersteker, op het standpunt dat betrokkene in staat is om met begeleiding, en gebruik makend van haar elektrische rolstoel of haar handrolstoel, op de perrons te verblijven en zich te (laten) verplaatsen, in het treinportaal te komen en aldaar te verblijven tijdens de reis. Voor het vervoer van en naar het station, op het station, en de hulp bij het in en uit de trein komen kan betrokkene gebruik maken van de door de NS en door Valys ter beschikking gestelde voorzieningen. Voor haar begeleiding tijdens de reis is betrokkene zelf verantwoordelijk. De begeleider kan haar, zo nodig, helpen met haar bagage.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 18 januari 2008 ongegrond verklaard. Hiertoe heeft zij, voor zover thans nog van belang, geoordeeld dat niet het Protocol 2007, maar het oorspronkelijke in 2004 vastgestelde protocol (hierna: Protocol 2004), waarvan de Raad in zijn uitspraak van 31 maart 2006, LJN AV8198, heeft geoordeeld dat de daarin neergelegde toetsingscriteria de grenzen van een redelijke beleidsbepaling niet te buiten gaan, het in aanmerking te nemen beoordelingskader is. De rechtbank heeft daaraan ten grondslag gelegd dat niet is komen vast te staan dat de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: Staatssecretaris) goedkeuring heeft verleend aan het Protocol 2007, nu enig schriftelijk stuk, waaruit die goedkeuring blijkt, ontbreekt. De rechtbank heeft het niettemin geoorloofd geacht dat Argonaut bij zijn beoordeling het wel in het Protocol 2007, maar niet uitdrukkelijk in het Protocol 2004 neergelegde, criterium “ook niet met gebruikmaking van hulpmiddelen of begeleiding” toepast, nu uit eerdergenoemde uitspraak van de Raad blijkt dat het Valys-systeem inhoudt dat de mogelijkheid om met begeleiding met de trein te reizen bij de beoordeling van het recht op een hoog pkb dient te worden betrokken. De rechtbank heeft geoordeeld dat uit de voorhanden gegevens niet blijkt dat betrokkene niet met de trein kan reizen. Tussen partijen is niet in geschil dat betrokkene geen gebruik kan maken van het toilet in de trein, maar dit staat niet in de weg aan het oordeel dat zij wel met de trein kan reizen, nu zij wel gebruik kan maken van de (aangepaste) toiletten op de stations. De rechtbank heeft geen bijzondere omstandigheden aanwezig geacht die aanleiding kunnen geven om af te wijken van het beleid. Betrokkene heeft weliswaar aangevoerd dat zij niet in staat is om begeleiding voor treinreizen te organiseren, maar zij heeft dit niet nader onderbouwd.
3. Betrokkene heeft in hoger beroep gemotiveerd betoogd dat de rechtbank ten onrechte het standpunt van Argonaut heeft onderschreven. Zij heeft aangevoerd dat het niet aan haar is om aannemelijk te maken dat zij geen begeleiding tijdens de treinreis kan organiseren, maar dat Argonaut in het kader van een zorgvuldige voorbereiding van het aangevochten besluit moet onderzoeken of voldoende begeleiding voorhanden is. Bovendien wordt te licht heengestapt over het incontinentieprobleem van betrokkene. Er zijn legio stations waar geen (aangepast) toilet voorhanden is. Betrokkene heeft een verklaring van haar huisarts M.B. Weytingh van 9 april 2010 overgelegd, inhoudende dat het gebruik van incontinentiemateriaal voor haar geen oplossing is. Betrokkene heeft voorts aangevoerd dat zij voor het gebruik van de toiletten op de stations is aangewezen op begeleiding, maar voor dito gebruik bij benzinestations en horeca-etablissementen langs de weg niet, waardoor zij meer dan nodig aangetast wordt in haar zelfstandigheid en “waardigheid”.
3.1. Het hoger beroep van Argonaut richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat niet gebleken is dat het Protocol 2007 door de Staatssecretaris is goedgekeurd. Argonaut acht dit niet zozeer van belang voor de vraag of het criterium “ook niet met gebruikmaking van hulpmiddelen of begeleiding” mag worden toegepast omdat dit voor en na 1 oktober 2007 haar vaste gedragslijn is geweest, maar voor de vraag of de gewijzigde eigen bijdrageregeling geldig is vastgesteld. Argonaut heeft stukken ingezonden waaruit zij afleidt dat de Staatssecretaris aan het Protocol 2007 goedkeuring heeft verleend.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad stelt voorop dat, naar hij reeds eerder heeft overwogen, de in het Protocol 2004 neergelegde - en door de Staatssecretaris goedgekeurde - toekenningcriteria voor een hoog pkb de grenzen van een redelijke beleidsbepaling niet te buiten gaan. De Raad stelt verder vast dat uit zijn onder 2 genoemde uitspraak van 31 maart 2006 voortvloeit dat het Valys-systeem als uitgangspunt heeft dat slechts een gehandicapte die ook met assistentieverlening door NS Reizigers op het station en de perrons, met gebruikmaking van de mogelijkheid om een begeleider mee te nemen in de trein en met hulp van de Valys-chauffeur bij het afzetten bij en het ophalen van een station, om ergonomische en/of medische redenen in het geheel niet in staat is om met de trein te reizen, recht heeft op een hoog pkb ter vervanging van de reismogelijkheden per trein. De omstandigheid dat het criterium “ook niet met gebruikmaking van hulpmiddelen of begeleiding” eerst in het Protocol 2007 uitdrukkelijk is verwoord, doet er, gezien deze uitspraak, niet aan af dat dit criterium ook voor die tijd als uitgangspunt voor de beoordeling van aanvragen voor een hoog pkb mocht worden gebruikt. Argonaut heeft gesteld dat zij dit criterium bij wege van vaste gedragslijn zowel vóór als na 1 oktober 2007 steeds heeft toegepast en de Raad is van het tegendeel niet gebleken. Dit betekent dat dit criterium, ook ten tijde hier in geding, bij de beoordeling van aanvragen om een hoog pkb mocht worden betrokken, daargelaten de vraag of de neerlegging ervan in het Protocol 2007 rechtsgeldig heeft plaatsgevonden.
4.2. De beroepsgrond van betrokkene dat het niet aan haar is om aan te tonen dat zij geen begeleiding kan organiseren, maar dat Argonaut dit moet onderzoeken in het kader van een zorgvuldige voorbereiding van zijn besluiten, treft geen doel. De Raad is van oordeel dat het in het licht van de beperkte strekking van het beoordelingskader van het Valys-systeem op de weg van betrokkene zelf ligt om te zorgen voor een begeleider. De Raad verwijst hiervoor naar zijn uitspraken van 9 december 2009, LJN BK5915, en 17 november 2009, LJN BK5719.
4.3. De beroepsgrond dat betrokkene niet met de trein kan reizen in verband met haar incontinentie treft evenmin doel. Volgens vaste rechtspraak van de Raad (bijvoorbeeld de uitspraak van 31 maart 2006, LJN AV8198) moet ervan worden uitgegaan dat op een substantieel aantal stations, die geografisch ook voldoende zijn gespreid, wel dergelijke sanitaire voorzieningen aanwezig zijn en tevens assistentieverlening door NS Reizigers mogelijk is. De Raad ziet niet in dat betrokkene daarvan geen gebruik zou kunnen maken. Tussen partijen is niet in geschil dat betrokkene geen gebruik kan maken van het toilet in de trein, maar daar staat tegenover dat zij de treinreis, indien nodig, kan onderbreken en dat zij gebruik kan maken van incontinentiemateriaal. De verklaring van de huisarts dat dit geen oplossing is, brengt de Raad niet tot een ander oordeel, nu deze verklaring niet is onderbouwd en de Argonaut-arts drs. Molijn ter zitting - onweersproken - heeft verklaard dat er adequaat incontinentiemateriaal op de markt is met een, indien noodzakelijk, hoge absorptiecapaciteit.
4.4. De Raad is ten slotte niet gebleken van omstandigheden die ertoe leiden dat in het onderhavige geval sprake is van een zodanige bijzondere situatie dat zou moeten worden afgeweken van het te dezen in aanmerking te nemen beoordelingskader.
4.5. Dit betekent dat het hoger beroep van betrokkene geen doel treft.
5. Nu tussen partijen in geschil was of Argonaut het criterium “ook niet met gebruikmaking van hulpmiddelen of begeleiding” mocht toepassen en de Raad die vraag, blijkens hetgeen onder 4.1 is overwogen, bevestigend heeft beantwoord, behoeft de beroepsgrond van Argonaut die gericht is tegen het oordeel van de rechtbank over de rechtsgeldigheid van het Protocol 2007 geen bespreking meer. Nu Argonaut vóór en na 1 oktober 2007 de vaste gedragslijn heeft gevoerd om dat criterium toe te passen, heeft zij daarbij geen procesbelang, zodat het hoger beroep van Argonaut niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Het aangevoerde belang, gelegen in de gewijzigde eigen bijdrageregeling, gaat de omvang van dit geding te buiten.
6. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het hoger beroep van Argonaut niet-ontvankelijk;
Heft van Argonaut een griffierecht van € 433,--.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en G.M.T. Berkel-Kikkert en H.C.P. Venema als leden, in tegenwoordigheid van J. Waasdorp als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2010.