ECLI:NL:CRVB:2010:BN1842

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-4849 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het recht op kinderbijslag op basis van schoolverklaring en onderzoek naar onderwijsuren

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 juli 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die in Marokko woont en kinderbijslag ontving voor zijn zoon. De zaak betreft de beëindiging van het recht op kinderbijslag met ingang van het eerste kwartaal van 2008. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had het recht op kinderbijslag beëindigd op basis van een schoolverklaring en een onderzoek door de Attaché voor Sociale Zaken van de Nederlandse ambassade in Marokko. De Svb concludeerde dat de zoon van appellant niet voldeed aan de vereisten van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en de Regeling klokuren 1998, die stipuleert dat er een minimum aantal klokuren onderwijs gevolgd moet worden.

De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard. Appellant stelde dat zijn zoon het schoolprogramma volledig volgde en dat het niet aan hem te wijten was dat het vereiste aantal klokuren niet werd gehaald. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat appellant de uitkomsten van het onderzoek van de Attaché niet betwistte. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank overgenomen en bevestigd dat het hoger beroep van appellant niet slaagde.

De Raad heeft geen aanleiding gezien om de Svb te veroordelen in de proceskosten. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en onderstreept het belang van het voldoen aan de wettelijke vereisten voor het ontvangen van kinderbijslag.

Uitspraak

09/4849 AKW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 juli 2009, 08/3662 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 7 juli 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 mei 2010. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.J. van de Nes.
II. OVERWEGINGEN
1.1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.2. Appellant ontving kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor zijn zoon [H.], geboren [in] 1991. Appellant heeft de Svb in dit verband een schoolverklaring over 2007/2008 van het Collège Moulay Youssef gezonden. Naar aanleiding van deze schoolverklaring heeft de Svb de Attaché voor Sociale Zaken van de Nederlandse ambassade in Marokko verzocht een onderzoek in te stellen naar het aantal uren en weken dat [H.] schoolgaand is.
1.3. De Attaché voor Sociale Zaken heeft op 4 april 2008 rapport uitgebracht, waarin is geconcludeerd dat [H.] tijdens het schooljaar 2007/2008 in totaal 179.21 lesuren per kwartaal onderwijs volgt, in totaal gedurende dit schooljaar minder dan 1600 uur aan het volgen van onderwijs besteedt en hij aan het einde van dat schooljaar geen examen hoeft af te leggen. Ten slotte is daarbij aangegeven dat [H.] niet werkzoekend is.
1.4. Bij besluit van 29 april 2008 heeft de Svb het recht van appellant op kinderbijslag voor [H.] met ingang van het eerste kwartaal van 2008 beëindigd.
1.5. Bij besluit van 6 augustus 2008 heeft de Svb het bezwaar van appellant tegen het besluit van 29 april 2008, onder verwijzing naar artikel 7 van de AKW en de Regeling Klokuren 1998, ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 6 augustus 2008 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij geoordeeld dat uit de schoolverklaring en de uitkomst van het onderzoek van de Attaché voor Sociale Zaken is gebleken dat niet is voldaan aan de vereisten zoals deze zijn gesteld in artikel 7, tweede lid, aanhef en onder a, van de AKW en van artikel 2, eerste lid van de Regeling klokuren 1998. De rechtbank heeft voorts nog het volgende overwogen, waarbij voor eiser appellant dient te worden gelezen:
“Ten aanzien van de stelling van eiser dat [H.] volledig het programma van de school volgt en het dan ook - zo begrijpt de rechtbank- niet aan hem te wijten is dat hij het vereiste aantal klokuren niet haalt, merkt de rechtbank op dat het in het geval van eiser op grond van de hiervoor weergegeven wettelijke regeling slechts mogelijk is om in aanmerking te komen voor kinderbijslag indien is voldaan aan het vereiste van 213 klokuren onderwijs, tenzij één van de uitzonderingen op de klokureneis als genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Regeling Bureau ingestelde onderzoek blijkt immers dat [H.] geen hoger (beroeps)onderwijs of universitair onderwijs volgt, dat de studiebelasting niet ten minste 1600 uren per jaar bedraagt en dat [H.] in het betreffende schooljaar geen eindexamen doet.”
3. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd. Ook in hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het aantal schooluren door de school wordt bepaald en het hem niet verwijtbaar is dat zijn zoon niet meer lesuren heeft.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Zoals ook de rechtbank heeft vastgesteld bestrijdt appellant de uitkomsten van het onderzoek van de Attaché voor Sociale Zaken te Marokko niet. De gedingstukken en het verhandelde ter zitting geven de Raad geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank in de aangevallen uitspraak. De Raad verenigt zich met de hiervoor weergegeven overwegingen van die uitspraak en maakt die tot de zijne.
5. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
6. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2010.
(get.) H.J. de Mooij.
(get.) J.M. Tason Avila.
RK