ECLI:NL:CRVB:2010:BN1780
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- J. Brand
- N.J.E.G. Cremers
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering in verband met longziekte sarcoïdose
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarin het beroep tegen het besluit van het Uwv om de WAO-uitkering van appellante te herzien, ongegrond werd verklaard. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep vond plaats op 16 juli 2010. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. L.A.M. van Vlerken, stelde dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met haar longziekte sarcoïdose bij het vaststellen van haar beperkingen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv de WAO-uitkering van appellante per 4 juni 2007 had herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Appellante was van mening dat de rechtbank niet had erkend dat het Uwv geen zorgvuldig onderzoek had verricht en dat haar beperkingen waren onderschat. Ze verwees naar informatie van haar behandelende artsen ter ondersteuning van haar standpunt.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank de door appellante aangevoerde gronden op een uitgebreide wijze had besproken en dat het Uwv wel degelijk rekening had gehouden met de gezondheidssituatie van appellante. De Raad concludeerde dat de door het Uwv aan de schatting ten grondslag gelegde functies voor appellante geschikt waren en dat er geen aanleiding was om een deskundige in te schakelen. Het hoger beroep van appellante werd dan ook ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend.