ECLI:NL:CRVB:2010:BN1689

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/3129 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.W. Schuttel
  • M. Greebe
  • M.S.E. Wulffraat-van Dijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en herhaling van beroepsgronden in hoger beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 juli 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die in beroep was gegaan tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 2 april 2008. Dit besluit hield in dat de WAO-uitkering van appellante, die eerder was vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 20 januari 2008 werd ingetrokken omdat haar arbeidsongeschiktheid was afgenomen naar minder dan 15%. Appellante heeft in hoger beroep alle beroepsgronden herhaald die zij eerder had ingediend bij de rechtbank, maar de Raad heeft geoordeeld dat deze gronden een herhaling zijn van eerder verworpen stellingen. De Raad heeft geen aanleiding gevonden om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank, die het beroep ongegrond had verklaard. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen grond was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J.W. Schuttel als voorzitter en M. Greebe en M.S.E. Wulffraat-van Dijk als leden, in aanwezigheid van griffier J.M. Tason Avila.

Uitspraak

09/3129 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats], Duitsland (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 april 2009, 08/1880 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 16 juli 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. W.H.A. Bos, advocaat te Roermond, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2010. Voor appellante is mr. Bos verschenen. Voor het Uwv verscheen mr. D. van Veugen.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellante heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het Uwv van 2 april 2008 ter uitvoering van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Met dat besluit heeft het Uwv zijn besluit gehandhaafd van 13 november 2007, waarbij hij de naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% berekende WAO-uitkering met ingang van 20 januari 2008 heeft ingetrokken omdat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante is afgenomen naar minder dan 15%.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat
- geen wettelijke bepaling het Uwv verhinderde het recht op uitkering van appellante opnieuw te beoordelen,
- appellante aan een brief van het Uwv van 2 oktober 2007 niet het vertrouwen heeft kunnen ontlenen dat haar arbeidsongeschiktheidsuitkering ongewijzigd zou blijven,
- het Uwv bij de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante de bepalingen heeft toegepast van het “oude” Schattingsbesluit,
- uit het feit dat het Uwv twee specialisten heeft verzocht appellante te onderzoeken en een expertiserapport uit te brengen niet volgt dat appellant tweemaal is herbeoordeeld,
- de (bezwaar)verzekeringsarts de bevindingen van de ingeschakelde psychiater en orthopeed juist heeft geïnterpreteerd en de mogelijkheden van appellante overeenkomstig die bevindingen heeft neergelegd in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) en
- appellante geen medische gegevens heeft ingebracht die twijfel oproepen aan de juistheid van de FML op de in geding zijnde datum.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft in hoger beroep alle beroepsgronden herhaald die zij in eerste aanleg ter beoordeling voorlegde aan de rechtbank. Het Uwv heeft zich achter het oordeel van de rechtbank gesteld.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1. Nu hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd een herhaling is van de stellingen die zij eerder in de procedure naar voren heeft gebracht en die door de rechtbank op goede gronden zijn verworpen, heeft de Raad geen aanleiding gevonden om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank.
4.2. Dat betekent dat het hoger beroep niet slaagt. De Raad zal de aangevallen uitspraak bevestigen.
5. Voor een proceskostenveroordeling is geen grond.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en M. Greebe en M.S.E. Wulffraat-van Dijk leden, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2010.
(get.) J.W. Schuttel.
(get.) J.M. Tason Avila.
RK