ECLI:NL:CRVB:2010:BN1266
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- J.F. Bandringa
- E.J.M. Heijs
- Rechtspraak.nl
Beoordeling ingangsdatum bijstandsverlening en bijzondere omstandigheden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 november 2009, waarin het beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam van 20 mei 2009 ongegrond werd verklaard. Appellante had zich op 2 december 2002 gemeld bij het Centrum voor werk en inkomen (CWI) voor bijstandsverlening ingevolge de Algemene bijstandswet, nadat zij vanaf 22 augustus 2002 geen alimentatie meer ontving van haar ex-echtgenoot. Het College kende bijstand toe met ingang van 2 december 2002, maar appellante maakte bezwaar tegen deze ingangsdatum, stellende dat er bijzondere omstandigheden waren die een terugwerkende kracht rechtvaardigden.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 13 juli 2010 geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat bijstand met terugwerkende kracht verleend zou moeten worden. De Raad overweegt dat appellante op de hoogte was van de ontbinding van haar huwelijk en dat zij had kunnen weten dat haar ex-echtgenoot niet langer verplicht was alimentatie te betalen. Bovendien heeft appellante te lang gewacht met het aanvragen van bijstand, terwijl haar meerderjarige dochters in de tussenliggende periode in haar levensonderhoud hebben voorzien.
De Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank dat het bezwaar van appellante zich uitsluitend richtte tegen het besluit van 10 juli 2003 en dat het College zich terecht heeft beperkt tot de heroverweging van dit besluit. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 13 juli 2010.