ECLI:NL:CRVB:2010:BN0920

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-6337 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herziening van uitspraak Centrale Raad van Beroep niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft verzoekster, woonachtig in Turkije, een verzoek om herziening ingediend van een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 september 2009. De uitspraak betrof een geschil tussen verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 9 juli 2010 geoordeeld dat het verzoek om herziening niet-ontvankelijk is verklaard. Dit besluit is genomen omdat verzoekster het verschuldigde griffierecht niet tijdig had betaald. De Raad had verzoekster eerder gewezen op de verplichting om het griffierecht te voldoen en had haar een termijn van vier weken gegeven om dit te doen. Ondanks een bankoverschrijving die verzoekster op 2 april 2010 had meegestuurd als bewijs van betaling, was het bedrag niet op de rekening van de Raad bijgeschreven. De Raad concludeerde dat verzoekster niet in verzuim was geweest, maar dat het verzoek om herziening desondanks niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, met T. Hemelrijk-van den Oudenalder als griffier, en is openbaar uitgesproken op 9 juli 2010. Tegen deze uitspraak staat een mogelijkheid tot verzet open binnen zes weken na verzending van het afschrift.

Uitspraak

09/6337 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:54 in verbinding met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van:
[Verzoekster], wonende te Turkije (hierna: verzoekster),
tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 september 2009, 08/43
in het geding tussen:
verzoekster
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Datum uitspraak: 9 juli 2010
I. PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft een verzoek om herziening ingediend van de door de Raad op 24 september 2009 tussen partijen gewezen uitspraak.
II. OVERWEGINGEN
In artikel 22 van de Beroepswet is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 22, zevende lid, van de Beroepswet zijn de leden 1 tot en met 6 van dit artikel van overeenkomstige toepassing op een verzoek om herziening.
Bij brief van 3 december 2009 is verzoekster erop gewezen dat een griffierecht van
€ 110,-- is verschuldigd, en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken dient te zijn voldaan, bij voorkeur door middel van de aangehechte acceptgirokaart.
Bij aangetekende brief van 4 januari 2010 is verzoekster nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de Centrale Raad van Beroep dan wel ter griffie dient te zijn gestort. Daarbij is erop gewezen dat overschrijding van die termijn kan leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het verzoek.
Naar aanleiding van een telefonisch verzoek op 1 februari 2010 van verzoekster heeft de Raad de brieven van 3 december 2009 en 4 januari 2010 nogmaals toegezonden.
Bij brief van 2 april 2010 heeft verzoekster een bankoverschrijving meegezonden als bewijs dat het griffierecht betaald is. Het bedrag is echter niet op de bankrekening van de Raad binnengekomen.
De Raad stelt vast dat het griffierecht niet binnen de termijn is betaald.
Nu op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat verzoekster niet in verzuim is geweest, acht de Raad het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzoek om herziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van T. Hemelrijk-van den Oudenalder als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2010.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) T. Hemelrijk-van den Oudenalder.
Tegen deze uitspraak kunnen de belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van dit afschrift schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT.
De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.
NW