ECLI:NL:CRVB:2010:BN0779

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-4516 ZFW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar tegen informatieve brief Zorgverzekeringswet

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die haar beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar door het College voor zorgverzekeringen ongegrond heeft verklaard. De zaak betreft een brief van het College van 31 juli 2008, waarin appellante werd geïnformeerd over de gevolgen van een wijziging in de Zorgverzekeringswet per 1 augustus 2008. Deze wijziging hield in dat het College het enige orgaan is dat bevoegd is om besluiten te nemen over de inhouding van bijdragen van verdragsgerechtigden op hun uitkeringen. De brief was enkel informatief en bevatte geen rechtsgevolgen, waardoor het College het bezwaar van appellante tegen deze brief niet-ontvankelijk verklaarde.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 9 juni 2010 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat de brief van 31 juli 2008 geen rechtshandeling was en derhalve niet kwalificeerde als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekende dat het College terecht het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk had verklaard. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en stelde vast dat het bezwaar van appellante niet gericht was tegen de wetswijziging zelf, maar tegen de informatieve brief van het College.

De Raad concludeerde dat de rechtbank de juiste overwegingen had gemaakt en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken, waarbij de voorzitter en de leden van de Raad aanwezig waren, evenals de griffier.

Uitspraak

09/4516 ZFW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats], Marokko, (hierna: appellante)
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 juli 2009, 08/4353 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen
appellante
en
het College voor zorgverzekeringen, gevestigd te Diemen, (hierna: College)
Datum uitspraak: 9 juni 2010.
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 maart 2010. Voor appellante is haar zoon [naam zoon], verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.M.R. Maas en mr. K. Siemeling, werkzaam bij het College.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Het College heeft appellante bij brief van 31 juli 2008 geïnformeerd over de gevolgen van een wijziging van de Zorgverzekeringswet per 1 augustus 2008. Deze wijziging houdt in dat het College het enige orgaan is dat bevoegd is om besluiten te nemen over de inhouding van de door verdragsgerechtigden verschuldigde bijdrage ingevolge de Zorgverzekeringswet op hun uitkeringen ingevolge onder meer de Algemene Ouderdomswet, de Algemene nabestaandenwet en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Reeds genomen beslissingen op bezwaar over die inhoudingen, genomen door de Sociale verzekeringsbank en het Uitkeringsinstituut werknemersverzekeringen, gelden als besluiten van het College. Daartegen lopende beroepsprocedures worden door het College overgenomen. De wetswijziging werkt terug tot 1 januari 2006. In de brief is er met nadruk op gewezen dat hij uitsluitend bedoeld is om informatie te geven en dat het niet mogelijk is om daartegen bezwaar en beroep aan te tekenen.
1.2. Appellante heeft tegen de brief van 31 juli 2008 bezwaar gemaakt.
1.3. Het College heeft het bezwaar van appellante tegen de brief van 31 juli 2008 bij besluit van 9 oktober 2008 niet-ontvankelijk verklaard.
2.1. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van 9 oktober 2008 ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe het volgende overwogen:
“Eiseres heeft bezwaar en beroep aangetekend tegen een wetswijziging. Een wetswijziging is geen besluit in de zin van de Awb aangezien de wetgever geen bestuursorgaan is. Voorts bevat de (informatieve) brief van 31 juli 2008 geen rechtsgevolgen voor eiseres. De brief van 31 juli 2008 is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen besluit waartegen bezwaar en beroep openstond.”
2.2. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd. Zij heeft aangevoerd dat zij van een AOW-uitkering moet leven en dat alle buitengewone lasten voor haar rekening komen.
2.3. Het College heeft gepersisteerd bij zijn in het besluit van 9 oktober 2008 neergelegde standpunt.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4. Artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt:
“Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.”
5. De Raad is van oordeel dat in de brief van 31 juli 2008 uitsluitend mededelingen van informatieve aard zijn opgenomen. Aan die mededelingen is geen enkel rechtsgevolg verbonden. Dit betekent dat die brief zich niet kwalificeert als een rechtshandeling, zodat geen sprake is van een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Dit betekent voorts dat het College het bezwaar tegen die brief in het besluit op bezwaar van 1 oktober 2008 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat de rechtbank het beroep tegen dat besluit terecht ongegrond heeft verklaard.
6. Daaraan doet de kennelijk onjuiste vaststelling in de aangevallen uitspraak dat appellante bezwaar en beroep heeft aangetekend tegen een door de wetgever vastgestelde wetswijziging niet af. De Raad stelt op grond van de stukken vast dat het bezwaar van appellante gericht was tegen de brief van het College van 31 juli 2008 en zijn beroep tegen de beslissing op bezwaar van het College van 9 oktober 2008. Dat in de brief van 31 juli 2008 melding is gemaakt van een wetswijziging en dat appellante het met de inhoud van die wijziging wellicht niet eens is, betekent niet dat haar bezwaar gericht was tegen die wetswijziging. De enkele omstandigheid dat in bezwaar en/of beroep gronden worden aangevoerd die gericht zijn tegen een algemeen verbindend voorschrift betekent niet dat het bezwaar of beroep tegen dat voorschrift is gericht. Op een algemeen verbindend voorschrift betrekking hebbende, bij wege van voorvraag aangevoerde gronden dienen, indien het bezwaar of beroep ontvankelijk is, bij de beoordeling van de gegrondheid van het bezwaar of beroep, voor zover daarvoor van belang, betrokken te worden. Het bepaalde in artikel 8:2, aanhef en onder a, van de Awb, inhoudende dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit, inhoudende een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel, staat daaraan niet in de weg.
7. Uit het vorenstaande vloeit voort dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
8. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en G.M.T. Berkel-Kikkert en H.C.P. Venema als leden, in tegenwoordigheid van J. Waasdorp als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2010.
(get.) R.M. van Male.
(get.) J. Waasdorp.
BvW