[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant)
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 30 januari 2009, 08/4267 (hierna: aangevallen uitspraak)
Argonaut Advies B.V. (hierna: Argonaut)
Datum uitspraak: 30 juni 2010
Namens appellant heeft mr. W.B. Knook, werkzaam bij de Bond van Nederlandse Militaire Oorlogs- en Dienstslachtoffers te Doorn, hoger beroep ingesteld.
Argonaut heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 mei 2010, waar appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Knook. Argonaut heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L. Stove en drs. E.C.M. Molijn, werkzaam bij Argonaut.
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant, geboren in 1927, heeft ernstige long-, nek-, rug- en schouderklachten. Tevens is sprake van krachtsverlies en gevoelsstoornissen in de handen, hoofdpijn, een oogaandoening en artrose in de knieën en heupen. Ten gevolge van zijn klachten ondervindt appellant beperkingen bij het vervoer buitenshuis. Appellant beschikt over een Valyspas en een gehandicaptenparkeerkaart (hierna: GPK) voor een bestuurder (hierna: B) en een passagier.
1.2. Appellant heeft op 16 april 2008 bij Argonaut een voorziening aangevraagd in de vorm van een hoog persoonlijk kilometerbudget (hierna: pkb). Daarbij heeft appellant vermeld dat hij als gevolg van zijn beperkingen niet in staat is voor langere tijd zijn auto te besturen en dat hij de GPK alleen gebruikt bij verplaatsingen in zijn woonplaats.
1.3. Bij besluit van 18 april 2008 heeft Argonaut de aanvraag van appellant afgewezen omdat hij beschikt over een GPK. Het bezit van deze kaart veronderstelt dat appellant een vervoersalternatief heeft. Argonaut acht een standaard kilometerbudget voor appellant toereikend.
1.4. Naar aanleiding van het tegen het besluit van 18 april 2008 gemaakte bezwaar heeft op 23 mei 2008 M. Creemers, ergonomisch en indicatie adviseur van Argonaut, advies uitgebracht. Creemers heeft op basis van dossieronderzoek geconcludeerd dat appellant geen aanspraak kan maken op een hoog pkb omdat hij beschikt over een GPK.
1.5. Vervolgens heeft drs. T. Schraven, arts bij Argonaut, op 31 juli 2008 gerapporteerd. Schraven heeft appellant onderzocht en overleg gevoerd met de behandelend longarts van appellant. Schraven heeft geconcludeerd dat appellant (absoluut) medisch is geïndiceerd voor een hoog pkb, doch dat toekenning ervan is uitgesloten omdat appellant over een GPK beschikt.
1.6. Bij besluit van 21 augustus 2008 heeft Argonaut het bezwaar tegen het besluit van 18 april 2008 ongegrond verklaard op de grond dat appellant beschikt over een vervoersalternatief waardoor aanspraak op een hoog pkb is uitgesloten. De door appellant aangevoerde omstandigheden rechtvaardigen volgens Argonaut geen afwijking van de gehanteerde criteria. Ten slotte is vermeld dat appellant medisch gezien wel in aanmerking komt voor een hoog pkb.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 31 maart 2006 (LJN AV8198) het beroep tegen het besluit van 21 augustus 2008 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft onder meer geoordeeld dat een gehandicapte die in het bezit is van een GPK geacht moet worden een alternatief te hebben voor taxivervoer. Dat appellant feitelijk niet over een vervoersalternatief voor lange afstanden beschikt, omdat hij niet over een begeleider kan beschikken, is volgens de rechtbank niet aan te merken als een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft onder meer aangevoerd dat hij in verband met zijn medische beperkingen slechts kleine afstanden kan autorijden. Ter zitting heeft appellant betoogd dat het voor hem - voor de langere afstanden - niet mogelijk is om zich te laten vervoeren door een begeleider. Hij kan moeilijk een begeleider vinden omdat hij veel hoest en omdat personen in zijn (sociale) omgeving in verband met de door hem in het verleden doorgemaakte TBC-besmetting bang zijn om door hem besmet te worden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Ingevolge hoofdstuk 3 van het Protocol inzake de afhandeling van indicatie aanvragen hoog persoonlijk kilometerbudget Bovenregionaal Vervoer Gehandicapten, versie 1 oktober 2007, (hierna: Protocol) komt een aanvrager voor een hoog pkb in aanmerking als hij:
1. beschikt over een Valyspas, en
2. niet in het bezit is van een GPK-B, en
3. gebruik moet maken van een rolstoel of scootmobiel waarvan gewicht en/of maatvoering in combinatie met de aanvrager zodanig is dat reizen per trein onmogelijk is, en/of
4. door persoonsgebonden medische beperkingen van chronische aard vanuit strikt medische optiek niet in staat is, al dan niet met begeleiding, met de trein te reizen.
4.2. In hoofdstuk 3 van het Protocol is voorts vermeld dat, indien de belanghebbende over een GPK-B beschikt, aangenomen wordt dat hij over voldoende vervoersalternatieven beschikt om kritische keuzes te kunnen maken als het gaat om bovenregionaal reizen met een recreatieve bestemming. Pashouders met een GPK-B komen dan ook in beginsel niet voor een hoog pkb in aanmerking.
4.3. Zoals de Raad eerder heeft overwogen gaan de onder 4.1 en 4.2
weergegeven beleidsregels de grenzen van de redelijke beleidsbepaling niet te buiten.
4.4. Tussen partijen is niet in geschil dat appellant ten tijde in geding de beschikking had over een auto en een GPK-B. Argonaut heeft daarom terecht overeenkomstig zijn onder 4.1 weergegeven beleidsregel beslist dat appellant niet in aanmerking komt voor een hoog pkb.
4.5. De omstandigheid dat appellant als gevolg van zijn (medische) beperkingen slechts in staat is om korte afstanden (in zijn woonplaats) in zijn auto te rijden en dat hij voor de langere afstanden niet de beschikking heeft over een begeleider, leidt de Raad niet tot een ander oordeel. Onder verwijzing naar zijn uitspraak van 17 november 2008 (LJN BK5719) inhoudende dat het in het licht van de beperkte strekking van het Protocol op de weg van de belanghebbende zelf ligt om te zorgen voor een begeleider bij het reizen per trein, is de Raad van oordeel dat indien appellant niet in staat is om over langere afstanden zelf een auto te besturen het op de weg van appellant ligt om zelf te zorgen voor een begeleider die de auto voor hem kan besturen.
4.6. De Raad is niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan Argonaut, met toepassing van artikel 4:84 van de Awb, in afwijking van zijn beleidsregels, een hoog pkb had moeten toekennen.
4.7. Gelet op het voorgaande slaagt het hoger beroep niet en moet de aangevallen uitspraak worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male in tegenwoordigheid van C. de Blaeij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2010.