[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant)
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 6 maart 2009, 08/3151 (hierna: aangevallen uitspraak)
Argonaut Advies B.V. (hierna: Argonaut)
Datum uitspraak: 30 juni 2010
Namens appellant heeft mr. J.P. Vandervoodt, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Argonaut heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 mei 2010. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Vandervoodt. Argonaut heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.F.C. Vogel en drs. E.C.M. Molijn, werkzaam bij Argonaut.
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant, geboren in 1914, is bekend met prostaatklachten en chronische idiopathische polyneuropathie met een loopstoornis. In verband hiermee loopt hij met een rollator. Appellant is in het bezit van een Valyspas.
1.2. Op 10 april 2008 heeft appellant bij Argonaut een voorziening aangevraagd in de vorm van een hoog persoonlijk kilometerbudget (hierna: pkb). Appellant heeft bij deze aanvraag vermeld dat hij niet zonder rollator kan lopen en dat hij niet in staat is om in en uit de trein te komen. Appellant heeft verder vermeld dat zijn familie buiten Rotterdam woont zodat hij hen met het reguliere pkb slechts een paar keer per jaar kan bezoeken. Volgens appellant is hij niet in staat om met de trein te reizen.
1.3. Naar aanleiding van de aanvraag heeft A. Martinez (hierna: Martinez), sociaal geneeskundige bij Argonaut, in een rapport van 29 april 2008 geconcludeerd dat van appellant verwacht mag worden dat hij onder begeleiding en met gebruikmaking van een hulpmiddel, zoals een rolstoel, gebruik kan maken van de trein. De (chronische) medische beperkingen van appellant maken het reizen per trein niet onmogelijk.
1.4. Argonaut heeft de aanvraag van 10 april 2008 bij besluit van 5 mei 2008 afgewezen.
1.5. Naar aanleiding van het tegen het besluit van 5 mei 2008 gemaakte bezwaar heeft de arts drs. E.C.M. Molijn (hierna: Molijn), werkzaam bij Argonaut, in zijn rapport van 24 juni 2008 onder meer geconcludeerd dat appellant zich, eventueel met gebruikmaking van een (leen)rolstoel, door Valys naar een (rolstoel)toegankelijk station kan laten vervoeren en daar met behulp van assistentie van NS-Reizigers (hierna: NSR) op het perron en in de trein kan komen, daar kan verblijven, over kan stappen, aan het einde van de treinreis uit de trein kan komen en zich vervolgens door Valys naar de eindbestemming kan laten brengen. De door appellant aangedragen sociale, humanitaire en financiële argumenten vormen geen bijzondere omstandigheid die afwijking van de criteria zoals die zijn neergelegd in het Protocol inzake de afhandeling van indicatie aanvragen hoog persoonlijk kilometerbudget Bovenregionaal Vervoer Gehandicapten, versie 1 oktober 2007, (hierna: Protocol) kunnen rechtvaardigen.
1.6. Bij besluit van 1 juli 2008 heeft Argonaut het bezwaar tegen het besluit van 5 mei 2008 onder verwijzing naar het rapport van 24 juni 2008 van de arts Molijn ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 1 juli 2008 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft onder meer geoordeeld dat appellant onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij met de beschikbare hulp van de Valys-chauffeur en met assistentie van NSR niet in staat is om met de trein te reizen.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellant heeft onder meer aangevoerd dat hij in verband met zijn medische beperkingen, waaronder ook zijn prostaatproblemen en de daarmee verband houdende veelvuldige mictie niet in staat is per trein te reizen, dat hij in verband met zijn hoge leeftijd niet in staat is per trein te reizen, dat het gelet op zijn hoge leeftijd moeilijk is voor een begeleider te zorgen en dat hij met enige regelmaat zijn dochter in Zeeland wil kunnen bezoeken.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad stelt bij zijn beoordeling voorop dat de in het Protocol neergelegde toekenningscriteria de grenzen van de redelijke beleidsbepaling niet te buiten gaan.
4.2. Daarvan uitgaande moet worden beoordeeld of appellant op grond van objectieve medische en ergonomische redenen in staat is om al dan niet met begeleiding met de trein te reizen.
4.3. De Raad is van oordeel dat op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting niet aannemelijk is geworden dat appellante op medische gronden met behulp van een begeleider geen gebruik zou kunnen maken van de trein. Hij kent voor dat oordeel doorslaggevende betekenis toe aan de rapporten van Martinez en Molijn van 29 april 2008 respectievelijk 24 juni 2008. In de verklaringen van de huisarts en de behandelend artsen (cardioloog en internist) ziet de Raad, anders dan appellant, geen aanknopingspunten voor een ander oordeel. Voorts is niet gebleken dat appellant als gevolg van zijn prostaatproblemen en de daarmee verband houdende veelvuldige mictie niet met een begeleider met de trein kan reizen.
4.4. De Raad is niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan Argonaut, met toepassing van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, in afwijking van zijn beleidsregels, aan appellant een hoog pkb had moeten toekennen. De gestelde omstandigheid dat het voor appellant, gezien zijn hoge leeftijd, zeer moeilijk dan wel onmogelijk is om voor begeleiding tijdens de treinreis te zorgen leidt de Raad niet tot een ander oordeel.
4.5. Het onder 4.2 tot en met 4.4 overwogene betekent dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male in tegenwoordigheid van C. de Blaeij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2010.