[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 27 oktober 2009, 08/1326 (hierna: de aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 2 juli 2010
Namens appellant stelde mr. H.B.Th. Koekkoek, jurist bij CNV Hout en Bouw, hoger beroep in.
De zitting vond plaats op 21 mei 2010. Appellant verscheen met de bijstand van
mr. Koekkoek. Namens het Uwv verscheen P.J. Langius.
1. Het inleidende beroep richt zich tegen het besluit van 26 mei 2008 dat het Uwv ter uitvoering van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) nam. Met dat besluit handhaaft het Uwv ondanks het bezwaar van appellant zijn besluit van 29 februari 2008, waarbij hij appellant het recht op WIA-uitkering per 1 april 2008 ontzegde. De reden voor die weigering is dat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% bedraagt.
2. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
3.1. Appellant werkte laatstelijk als timmerman gedurende 36,62 uur per week. Hij staakte dat werk per 4 april 2006 wegens rugklachten.
3.2. Partijen zijn het er over eens dat appellant zijn werk als timmerman niet meer kan verrichten en ook de Raad gaat daar van uit.
3.3. De verzekeringsarts onderzocht appellant op zijn spreekuur en beschikte over inlichtingen van de huisarts. Hij stelde een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) op met daarin beperkingen voor het verrichten van rugbelastend werk. Op de onderdelen “4.14 tillen en dragen” en “4.16 frequent zware lasten hanteren tijdens het werk” scoorde de verzekeringsarts de normaaalwaarde en vermeldde als toelichtingen “norm is maximaal” en “norm in gewicht is maximaal”. De bezwaarverzekeringsarts is het eens met de verzekeringsarts.
3.4. De arbeidsdeskundige selecteerde vijf functies met een belasting binnen de grenzen van de FML en berekende een loonverlies van minder dan 35%.
3.5. De bezwaararbeidsdeskundige acht tijdens het beroep deze functies om uiteenlopende redenen niet passend of ongeschikt en selecteerde vier nieuwe functies. Ook dan bedraagt het loonverlies minder dan 35%.
3.6. Op 20 april 2009 informeerde het Uwv appellant over de nieuwe functieselectie en handhaafde zijn besluit van 29 februari 2008.
4. In hoger beroep herhaalt appellant als beroepsgrond dat zijn medische beperkingen in de FML zijn onderschat. De FML bevat in de onderdelen 4.14 en 4.16 zogenoemde verborgen beperkingen en daarmee is niet zeker of de belasting voor tillen/dragen en het hanteren van zware lasten de belastbaarheid niet overtreft. Drie van de geduide functies zijn in sterke mate werkplek- of machine gebonden met onvoldoende mogelijkheden om zitten, staan en lopen af te wisselen. Tenslotte betoogt appellant dat de rechtbank het beroep gegrond had moeten verklaren, nu het Uwv eerst in beroep een afdoende motivering gaf.
5.1. De brief van 20 april 2009 bevat niet meer dan een vervangende motivering voor het besluit van 26 mei 2008 en is niet op rechtsgevolg gericht. De rechtbank heeft daarom die brief van 20 april 2009 ten onrechte als besluit aangemerkt.
5.2. Het Uwv erkent dat de motivering van het besluit van 26 mei 2008 onjuist is en gaf in zijn brief van 20 april 2009 een gewijzigde motivering, gebaseerd op een volledig andere functieselectie. Het betoog van appellant dat de rechtbank onder die omstandigheden zijn beroep gegrond moest verklaren, slaagt.
5.3. De Raad staat daarmee voor de vraag of de rechtsgevolgen van het besluit van 26 mei 2008 in stand kunnen blijven. Hij beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
5.4. Voor de beroepsgrond dat de FML zijn medische beperkingen onderschat, geeft appellant geen medische onderbouwing. Met de rechtbank ziet de Raad geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het oordeel van de (bezwaar)verzekeringsarts.
5.5. Anders dan appellant meent, bevat de FML geen verborgen beperkingen in de toelichtingen. De onder 3.3 weergeven toelichtingen geven alleen aan dat de normaalwaarde het maximum vormt.
5.6. De bezwaararbeidsdeskundige lichtte in de bijlage van zijn rapport van 17 april 2009 de signaleringen toe. Die toelichting overtuigt de Raad dat de belasting in de functies binnen de grenzen van de FML blijft. Uit de resultaten functiebeoordeling blijkt voldoende dat de functies appellant op de aspecten zitten, staan en lopen niet overvragen. Bij zijn andersluidende stelling veronderstelt appellant een zwaardere belasting dan in overeenstemming is met die resultaten functiebeoordeling.
6. De Raad zal de aangevallen uitspraak vernietigen, het beroep gegrond verklaren en het besluit van 26 mei 2008 vernietigen. Hij zal de rechtsgevolgen van dat besluit echter in stand laten.
7. De Raad veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant, wegens de hem verleende rechtsbijstand begroot op € 805,- voor het beroep en € 644,- voor het hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep,
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 26 mei 2008;
Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het besluit van 26 mei 2008 geheel in stand blijven;
Veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.449,-;
Bepaalt dat het Uwv aan appellant het door hem betaalde griffierecht van € 149,-vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2010.