ECLI:NL:CRVB:2010:BM9920

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-4832 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering nabestaandenuitkering op basis van ANW en Marokkaanse wetgeving

In deze zaak heeft appellante, woonachtig in Marokko, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die haar verzoek om een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) had afgewezen. De echtgenoot van appellante, geboren in 1925, was ten tijde van zijn overlijden in 2008 niet verzekerd voor de ANW, omdat hij in Marokko woonde en niet meer in Nederland werkte. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had eerder geweigerd om een nabestaandenuitkering toe te kennen, omdat de echtgenoot van appellante niet (vrijwillig) verzekerd was voor de ANW. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 26 mei 2010 was appellante niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door mr. P.C.J. van de Nes. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de echtgenoot van appellante op 19 januari 2008 niet verzekerd was krachtens de ANW, en dat er geen bewijs was dat hij zich vrijwillig had verzekerd. Bovendien was hij ten tijde van zijn overlijden ook niet verzekerd volgens de Marokkaanse wetgeving, waardoor er geen aanspraak kon bestaan op een Nederlandse nabestaandenuitkering op basis van het verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Marokko.

De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagde en heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 23 juni 2010, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

09/4832 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te Marokko (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 juli 2009, 08/4349 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 23 juni 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft geen verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 mei 2010. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.J. van de Nes.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante woont in Marokko en is gehuwd geweest met [naam echtgenoot]. De echtgenoot van appellante, geboren [in] 1925, ontving een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). [In] 2008 is hij in Marokko overleden. In april 2008 heeft appellante aan de Svb verzocht om een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aan haar toe te kennen.
1.2. Bij het bestreden besluit van 29 september 2008 heeft de Svb zijn besluit van 16 juni 2008 gehandhaafd, waarbij is geweigerd een nabestaandenuitkering aan appellante toe te kennen op de grond dat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet (vrijwillig) verzekerd was voor de ANW.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 29 september 2008 ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2. Tussen partijen is in hoger beroep in geschil of de Svb terecht heeft geweigerd een nabestaandenuitkering aan appellante toe te kennen op de grond dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was krachtens de ANW.
4.3. Ingevolge artikel 13 van de ANW is verzekerd krachtens die wet degene die ingezetene is of die geen ingezetene is, doch ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen. Nu de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden in Marokko woonde en niet meer werkzaam was in Nederland, was hij toen op grond van deze bepaling niet verzekerd krachtens de ANW.
4.4. Voorts is niet gebleken dat de echtgenoot van appellante zich vrijwillig verzekerd had ingevolge onder meer de ANW. Dit betekent dat de echtgenoot van appellante op 19 januari 2008 niet verzekerd was krachtens de ANW, zodat geen aanspraak kan bestaan op een nabestaandenuitkering ingevolge die wet.
4.5. Tot slot stelt de Raad vast dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was krachtens de Marokkaanse wetgeving, zodat ook op grond van artikel 22 van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko geen aanspraak op een Nederlandse nabestaandenuitkering kan bestaan.
4.6. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2010.
(get.) H.J. de Mooij.
(get.) J.M. Tason Avila.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.
TM
III. DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par M. le maître H.J. de Mooij en présence du maître J.M. Tason Avila en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 23 juin 2010.
(get.) H.J. de Mooij.
(get.) J.M. Tason Avila.
Les parties disposent d’un délai de six semaines à compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette décision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas : Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL 2500 EH ’s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de groupe d’assurés.
TM