ECLI:NL:CRVB:2010:BM9883
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag overlijdensuitkering AOW wegens bloedverwantschap
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, die de afwijzing van zijn aanvraag om een overlijdensuitkering ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) door de Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft bevestigd. De aanvraag werd afgewezen omdat appellant, gelet op de bloedverwantschap in de eerste graad met zijn moeder, niet voldeed aan de voorwaarden voor het voeren van een gemeenschappelijke huishouding zoals bedoeld in artikel 1 van de AOW. De Svb had eerder op 14 november 2007 de aanvraag afgewezen en het bezwaar daartegen ongegrond verklaard in een besluit van 14 februari 2008.
De rechtbank heeft het standpunt van de Svb onderschreven en geoordeeld dat appellant niet kan worden gelijkgesteld met een echtgenoot in de zin van artikel 18, eerste lid, onder a, van de AOW. De Raad voor de Rechtspraak heeft in zijn uitspraak van 23 juni 2010 bevestigd dat de redelijke termijn in deze procedure niet is overschreden, aangezien de procedure in haar geheel niet langer dan vier jaar heeft geduurd. Het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn werd dan ook afgewezen.
De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.