ECLI:NL:CRVB:2010:BM9169

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-3898 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering kinderbijslag aan appellant woonachtig in Marokko wegens gebrek aan ingezetenschap en verzekering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juni 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die woonachtig is in Marokko. De appellant had een verzoek ingediend bij de Sociale verzekeringsbank (Svb) om kinderbijslag toe te kennen voor zijn kind, geboren in 2008, op basis van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De Svb had echter geweigerd om kinderbijslag toe te kennen, omdat de appellant niet als verzekerd kon worden beschouwd onder de AKW en geen van de bepalingen van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (KB 746) op hem van toepassing was.

De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van de appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard. In hoger beroep herhaalde de appellant zijn standpunt dat hij recht had op kinderbijslag, omdat hij een uitkering ontving op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De Raad constateerde echter dat de appellant in de relevante periode geen ingezetene was in de zin van de AKW en dat hij niet onderworpen was aan de loonbelasting in Nederland.

De Raad overwoog dat, hoewel er een overgangsregeling was voor personen die voor 1 januari 2000 verzekerd waren onder de volksverzekeringen, de appellant niet had aangetoond dat hij recht had op kinderbijslag over het vierde kwartaal van 1999. Hierdoor was hij ook over het derde kwartaal van 2008 niet verzekerd op grond van de relevante artikelen van KB 746 en de AKW. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank.

De uitspraak werd gedaan door H.J. de Mooij, met J.M. Tason Avila als griffier. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

09/3898 AKW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te Marokko (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 juni 2009, 08/3808 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 23 juni 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 mei 2010. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.F.L.B. Metz.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant woont in Marokko en ontvangt een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Op 7 juli 2008 heeft appellant aan de Svb verzocht kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) toe te kennen ten behoeve van zijn kind [naam kind], geboren [in] 2008.
1.2. Bij beslissing op bezwaar van 22 augustus 2008 (hierna: het bestreden besluit) heeft de Svb zijn besluit van 21 juli 2008 gehandhaafd, waarbij is geweigerd vanaf het derde kwartaal van 2008 kinderbijslag aan appellant toe te kennen voor [naam kind], omdat appellant niet als verzekerd ingevolge de AKW kan worden beschouwd en ook niet één van de bepalingen van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999, van 24 december 1998, Stb. 746 (hierna: KB 746) op hem van toepassing is.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat hij wel recht heeft op kinderbijslag voor zijn zoon omdat hij een WAO-uitkering ontvangt.
4.1. De Raad overweegt het volgende.
4.2. De Raad constateert dat niet in geschil is dat appellant in de periode hier van belang geen ingezetene in de zin van de AKW was, en dat hij niet ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen. Appellant is dan ook niet verzekerd op grond van de hoofdregel van artikel 6 van de AKW.
4.3. Ingevolge artikel 26 van KB 746 was verzekerd op grond van de volksverzekeringen de persoon, die niet in Nederland woont en - onder meer - recht heeft op een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, mits die uitkering 35% van het wettelijk minimumloon bedraagt. Met ingang van 1 januari 2000 is dit artikel vervallen.
4.4. In artikel 27 van KB 746 is een overgangsregeling getroffen voor personen die tot aan 1 januari 2000 verzekerd waren ingevolge de volksverzekeringen op grond van artikel 26 van KB 746 en die, uitsluitend door het vervallen van dit artikel, vanaf die dag geen recht meer hebben op kinderbijslag op grond van de AKW. Voor die personen blijft artikel 26 van KB 746 ook vanaf 1 januari 2000 van toepassing zolang het jongste kind voor wie de verzekerde voor die dag recht had op kinderbijslag de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.
4.5. De Raad is van oordeel dat - voor zover appellant voor 1 januari 2000 al onder het bereik van artikel 26 van KB 746 viel - niet is gebleken dat appellant over het vierde kwartaal van 1999 recht had op kinderbijslag. Appellant is derhalve ook reeds deswege over het derde kwartaal van 2008 niet verzekerd op grond van artikel 27 van KB 746 of artikel 7c van de AKW.
4.6. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2010.
(get.) H.J. de Mooij.
(get.) J.M. Tason Avila.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.
TM