ECLI:NL:CRVB:2010:BM8972
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de halfwezenuitkering wegens het bereiken van de 18-jarige leeftijd
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de halfwezenuitkering voor de zoon van appellante, die in november 1990 is geboren. Appellante ontving deze uitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW). De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft op 19 augustus 2008 aan appellante meegedeeld dat de halfwezenuitkering met ingang van 30 november 2008 zal eindigen, omdat haar zoon in dat jaar 18 jaar wordt. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de Svb heeft dit bezwaar ongegrond verklaard in een besluit van 17 oktober 2008. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen dit besluit in een uitspraak van 16 juli 2009 ongegrond verklaard.
Appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Tijdens de zitting op 26 mei 2010 was appellante niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door mr. G.J. Oudenes. De Centrale Raad overweegt dat ingevolge artikel 24, eerste lid, aanhef en onder b, van de ANW het recht op een halfwezenuitkering eindigt op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de halfwees 18 jaar wordt. Dit is een dwingendrechtelijke bepaling die in deze zaak van toepassing is. De Raad concludeert dat het recht van appellante op de halfwezenuitkering voor haar zoon op 30 november 2008 is geëindigd.
Daarom kan het hoger beroep niet slagen en bevestigt de Centrale Raad de aangevallen uitspraak van de rechtbank. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij en is openbaar uitgesproken op 23 juni 2010.