ECLI:NL:CRVB:2010:BM8875

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-966 WW-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Assen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juni 2010 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die in hoger beroep was gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Assen. De rechtbank had op 10 december 2009 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 09/129. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S.T. Dieters, heeft een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, omdat de minister van Justitie zich niet had laten vertegenwoordigen tijdens de zitting. De zitting vond plaats op 25 februari 2010, waar verzoekster aanwezig was en het Uwv vertegenwoordigd werd door mr. J.H.J. van Gastel.

De voorzieningenrechter heeft geconstateerd dat de zaak complex is en heeft besloten de behandeling van het verzoek aan te houden. Het hoger beroep van verzoekster is vervolgens behandeld op 29 april 2010 door een meervoudige kamer. In de uitspraak van 10 juni 2010 heeft de Raad de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen, gezien de vaststellingen en overwegingen in de eerdere uitspraak.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en er is geen aanleiding voor een veroordeling van het Uwv in de proceskosten van verzoekster op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van M. Lammerse als griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 juni 2010.

Uitspraak

10/966 WW-VV
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
UITSPRAAK
als bedoeld in de artikelen 8:84, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet naar aanleiding van het verzoek om voorlopige voorziening van:
[Verzoekster], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoekster),
in verband met het hoger beroep van:
verzoekster
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 10 december 2009, 09/129 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
verzoekster
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Met tevens als partij: de Minister van Justitie.
Datum uitspraak: 10 juni 2010.
I. PROCESVERLOOP
Namens verzoekster heeft mr. S.T. Dieters, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Verzoekster heeft tevens een verzoek om voorlopige voorziening gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2010. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door mr. Dieters. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.H.J. van Gastel. De minister van Justitie heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter van de rechtbank als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Beroepswet hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Ter zitting is, met instemming van de aanwezige partijen, gelet op de complexiteit van de zaak en het feit dat de minister van Justitie zich niet heeft laten vertegenwoordigen, besloten de behandeling van het verzoek aan te houden. Het hoger beroep van verzoekster is op de zitting van 29 april 2010 door een meervoudige kamer behandeld. Bij uitspraak van heden heeft de Raad de aangevallen uitspraak bevestigd. Gelet op hetgeen in die uitspraak is vastgesteld en overwogen bestaat geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter zal het verzoek afwijzen.
Voor een veroordeling van het Uwv in de proceskosten van verzoekster op grond van artikel 8:75 van de Awb bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Awb af.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van M. Lammerse als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2010.
(get.) H.G. Rottier.
(get.) M. Lammerse.
BvW