ECLI:NL:CRVB:2010:BM8873
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar en ongegrond verklaring van besluit studiefinanciering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het bezwaar van appellante tegen een besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de Minister) niet-ontvankelijk is verklaard. De Minister had op 29 augustus 2008 aan appellante meegedeeld dat er een kortlopende schuld was ontstaan door onterecht bezit van een OV-studentenkaart in de maanden juli en augustus 2008, met een hoogte van € 272,-. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd door de Minister ongegrond verklaard en het bezwaar tegen een eerder bericht van 6 september 2008 werd niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat het niet geloofwaardig is dat appellante geen van de berichten heeft ontvangen die naar het juiste adres zijn verzonden. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de Minister moet aantonen dat de berichten zijn verzonden en dat zij de ontvangst van deze berichten ontkent. De rechtbank had volgens appellante niet voldoende gemotiveerd waarom zij ervan uitging dat appellante op 3 augustus 2008 op de hoogte was van de beëindiging van de studiefinanciering.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het ongeloofwaardig is dat appellante geen van de berichten heeft ontvangen. De Raad voegt hieraan toe dat appellante, door een wijzigingsformulier naar de Minister te sturen, impliciet heeft erkend kennis te hebben genomen van de berichten. Het hoger beroep van appellante wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.