ECLI:NL:CRVB:2010:BM8872
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar wegens te late indiening door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het bezwaar van appellant tegen een besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap niet-ontvankelijk werd verklaard. De Minister had op 15 maart 2008 een vordering wegens teveel aan eigen bijverdiensten vastgesteld. Appellant maakte bezwaar, maar dit bezwaar werd pas op 29 april 2008 ingediend, wat te laat was volgens de geldende termijnen. De Minister stelde appellant in de gelegenheid om te verklaren waarom het bezwaar niet tijdig was ingediend, maar de redenen die appellant aanvoerde, zoals een wintersportvakantie en het verlies van de brief, werden niet als verschoonbaar erkend.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep tegen de beslissing van de Minister ongegrond, en appellant ging in hoger beroep. In hoger beroep stelde appellant dat de rechtbank ten onrechte niet inhoudelijk op zijn bezwaar was ingegaan en dat de termijnoverschrijding niet zo zwaar moest wegen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk was. De Raad bevestigde dat de wettelijke termijn voor het indienen van bezwaar dwingendrechtelijk is en dat de redenen van appellant voor de termijnoverschrijding niet voldoende waren om deze te rechtvaardigen.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De Raad benadrukte dat de datum van ontvangst van het bezwaarschrift geen betekenis had, omdat de termijn voor het indienen van bezwaar al was verstreken op het moment van indienen.